Hoorcollege 1: Inleiding Psychopathologie Flashcards

(32 cards)

1
Q

Wat is kenmerkend voor de tijd van de grieken en romeinen over het beeld naar kinderen met een mentale stoornis/beperking?

A
  1. economische last
  2. gevoelens van minachting
  3. vaak verlaten of vermoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is kenmerkend voor het eind van de 18e eeuw

A
  1. sterfte: seksueel misbruik/ mentale mishandeling
  2. onvoldoende bescherming tegen ziekte
  3. kerk sterke invloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is kenmerkend voor de 19e eeuw

A

Wetten die kinderen met een heftige ontwikkelingsstoornis in een kelder of kooi lieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wat kenmerkend voor de 20e eeuw?

A
  1. Classificatie en onderscheid tussen verschillende psychologische problemen
  2. Hierdoor meer begrip en controle
  3. psychoanalytische theorie en behaviorisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is kenmerkend voor de psychoanalytische theorie

A
  1. aangeboren factor
  2. ervaring spelen rol
  3. niet gezien als onbehandelbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is kenmerkend voor behaviourisme

A
  1. pavlov (klassieke conditionering)
  2. Watson met Little Albert
  3. koppeling emoties aan normaal/afwijkend gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ontwikkelingspsychopathologie?

A

Het vakgebied waarin de ontwikkeling van psychopathologie begrepen en onderzocht word vanuit een levensloopperspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een vraagstuk dat besproken word binnen de ontwikkelingspsychopathologie?

A

Waarom het ene kind WEL en het andere kind NIET problemen ontwikkelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onderscheid typisch en afwijkend gedrag: 4D’s

A
  1. distress: emotionele problemen
  2. disfunctie dagelijks leven
  3. deviantie: afwijking van sociale norm
  4. danger: gevaar voor zichzelf en anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is belangrijk om rekening mee te houden bij het maken van onderscheid tussen typisch en atypisch gedrag?

A
  1. context: negativity bias
  2. leeftijd/ontwikkelingsfase
    OOK: unieke copingstrategien en sterke kanten van het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de prevalentie van kinderen met psychopathologie

A
  1. 19% (10-19 jr) psychische aandoening
  2. 55% hiervan depressie of angststoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de assumpties of principes bij ontwikkelingspsychopathologie?

A
  1. begrijpen ontwikkeling van problemen
  2. problemen bepaald door risico- en beschermende factoren
  3. veranderen door levensloop
  4. psychopathologie is transactioneel
  5. psychopathologie is een slechte aanpassing: mismatch individu en omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Equifinality

A

Verschillende contexten en achtergronden leiden tot dezelfde stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Multifinality

A

dezelfde oorzaak kan tot verschillende uitkomsten leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Multiple deficit model

A
  1. niet 1 factor die de stoornis veroorzaakt
  2. meer risicofactoren, meer kans op stoornis
  3. MDM sluit aan op continuum gedachte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kwetsbaarheid- stressmodel

A
  1. mensen verschillen in kwetsbaarheid
  2. omgevingsstressor kan de druppel zijn
    VB:
    lage kwetsbaarheid + stressoren = geen
    hoge kwetsbaarheid + stressoren = wel
17
Q

Wat zijn voorbeelden van risicofactoren

A
  1. genetisch
  2. rokende moeder in zwangerschap
  3. moeilijk temperament
  4. lage intelligentie
  5. onder/ overregulatie emoties
  6. afwezigheid veilige haven
  7. ouders met psychische problemen
  8. weinig vrienden
  9. discriminatie/ gepest worden
18
Q

Wat is het bio-psycho-sociaal model

A

= psychische problemen worden verklaard door:
1. bio: genen/ hersenen/ hormonen
2. psyche: geheugen/ aandacht/ IQ/ temperament
3. sociaal: ouders/ brusjes/ SES/ vrienden

19
Q

Wat is temperament

A
  1. aangeboren hoe een individu omgaat met de wereld
  2. 3 clusters: makkelijk/ slow to warm up/ moeilijk
20
Q

Wat kan temperament in de kindertijd voorspellen?

A
  1. moeilijk temperament kan gedragsproblemen op latere leeftijd voorspellen
  2. equifinaliteit/multifinaliteit (invloed van omgeving)
21
Q

Biomedisch model

A
  1. staat tegenover bio-psycho-sociaal
  2. psychische gezondheid heeft puur biomedische oorzaak
  3. ontoereikend model omdat context wel belangrijk is
22
Q

Wat zijn risico/beschermende factoren door de levensloop heen? (zwangerschap/kindertijd/adolescentie)

A
  1. zwangerschap: levensstijl
  2. vroege kindertijd: veilige hechting
  3. adolescentie: aansluiting bij leeftijdsgenoten en identiteitsontwikkeling
23
Q

Wat is een kenmerk van de hersenontwikkeling in de kindertijd en noem een voordeel en nadeel

A
  1. jonge kinderen plastisch brein
  2. voordeel: sommige hersengebieden kunnen functies van andere aangetaste hersengebieden overnemen
  3. nadeel: ernstige deprivatie op vroege leeftijd kan levenslange gevolgen hebben
24
Q

Wat is blooming en pruning?

A
  1. toename of afname van hersenverbindingen
  2. voordeel: brein van gespecialiseerd en efficient
25
Wat word er bedoeld met dat psychopathologie transactioneel is? Waarom is dit handig voor de hulpverlening?
1. Dat omgeving en persoon elkaar over tijd heen beinvloeden 2. ingang van interventie is een verandering in omgeving en heeft invloed op eigenschappen van het kind
26
Waar gaan studies naar etiologie over?
1. oorzaken van stoornissen 2. er word gekeken naar bio-psycho-sociaal
27
Wat word er bedoeld met contiuiniteit en discontinuiteit van ontwikkeling
1. continuiteit: veranderingen in de ontwikkelijk gaan geleidelijk en zijn kwantitatief -->gedragspatronen 2. discontinuiteit: veranderingen zijn abrupt en kwalitatief
28
Wat word er bedoeld met een adaptieve fout
1. Falen in het behalen van ontwikkelingsmijlpalen 2. eerdere vormen van adaptie moeten succesvol verlopen om later verder te kunnen ontwikkelen
29
Wat word er bedoeld met gevoelige perioden
1. perioden waarin omgevingsfactoren veel van invloed zijn 2. VB: gevoelig voor emotionele reactie van ouders
30
Verschil gedragsgenetica en moleculaire genetica
1. gedragsgenetica: onderzoekt nature vs nurture 2. moleculaire genetica: onderzoekt welk gen invloed heeft op psychopathologie
31
Wat is emotionele reactivitieit
individuele verschillen in de drempel en intensiteit van emotionele ervaringen
32
ideografisch VS nonomethisch
1. ideografisch gaat over het individu 2. nonomethisch gaat over grotere groepen