Hoorcollege 3 - Middelgebonden Stoornissen en Verslavingen Flashcards

(21 cards)

1
Q

Craving

A

Sterk verlangen om te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tolerantie

A

Grote hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onttrekkingssyndroom

A

Wanneer het gebruik plots gestaakt wordt er allerlei ziekteverschijnselen ontstaan, die op hun beurt het sociaal en beroepsmatig functioneren hinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ontrekkingsverschijnselen

A

Wijzen erop dat het lichaam gewend is geraak aan de stof en zich heeft aangepast aan die stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Halveringstijd

A

De tijd die nodig is om de concentratie van het middel in het bloed te halveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onthoudingsdelirium

A

Het onttrekkingssyndroom bij mensen die langdurig zwaar drinken met vooral angstaanjagende visuele en tactiele hallucinaties

De verschijnselen zijn het hevigst de tweede en derde dag en verdwijnen daarna doorgaans spontaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fysieke afhankelijkheid

A

Er zijn lichamelijke veranderingen ontstaan door het gebruik, waardoor
- Tolerantie optreedt
- Onttrekkingsverschijnselen optreden

Fysieke afhankelijkheid is NIET hetzelfde als verslaafd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Psychische afhankelijkheid

A

Mensen gebruiken het middel om aan hun psychische behoeften te voldoen

  • Men denkt het middel nodig te hebben
  • Men denkt niet meer zonder te kunnen
  • Men denkt voortduren aan het gebruiken en aan het verkrijgen van het middel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Remissie

A

Wanneer iemand gedurende ten minste 3 maanden niet meer voldoet aan de criteria (met uitzonder de hunkering of craving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vroege remissie

A

De eerste 12 maanden na een verslaving, in deze periode is de kans op herval het grootste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Langdurige remissie

A

Wanneer iemand langer dan 12 maanden niet meer voldoet aan de criteria (met uitzondering de hunkering of craving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

11 criteria vaststelling verslaving

A
  • Voldoen aan 2/3 criteria => lichte stoornis
  • Voldoen aan 4/5 criteria => matige stoornis
  • Voldoen aan 6 of meer criteria => ernstige stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

11 criteria

A

1) meer of langduriger gebruik dan gepland
2) De aanhoudende wens het gebruik te minderen of eerdere pogingen hebben gedaan om het gebruik te minderen
3) Veel tijd besteden in het verkrijgen, gebruiken en herstellen na het gebruik
4) Sterk verlangen om te gebruiken
5) Verplichtingen op het werk, school of thuis niet nakomen
6) Sociale en interpersoonlijke problemen door het gebruik
7) Belangrijke activiteiten opgeven door het gebruik
8) Voortdurend gebruik, ook wanneer dit fysiek gevaar oplevert
9) Voortdurend gebruik ondanks dat men weet heeft dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich meebrengt of verergert
10) Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen
11) Het optreden van onttrekkings- en ontwenningsverschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerken intoxicatie afhankelijk van

A
  • Het middel
  • De dosis
  • De biologische kwetsbaarheid van de gebruiker
  • De verwachtingen van de gebruiker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tekenen van intoxicatie

A
  • Verwarring
  • Strijdlust
  • Belemmerd beoordelingsvermogen
  • Concentratieverlies
  • Belemmerde motorische- en ruimtelijke vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het risico van intoxicatie

A
  • Biomedische effecten
  • Psychische effecten
17
Q

Stoornissen in het gebruik

A

Hierbij gaat het om verslavingsgedrag

18
Q

Stoornissen door het gebruik

A

Hierbij gaat het om de intoxicatie door het gebruik, de ontrekkingsverschijnselen, andere stoornissen die met het gebruik samenhangen

19
Q

Het experimenteren/incidentieel gebruik

A

De eerste ‘normale vorm’
- Gebruik meestal thuis en/of in groepen
- De rol die leeftijdsgenoten spelen is groot
- Gecontroleerd
- Recreatief gebruik
- Kan leiden tot intoxicatie

20
Q

Het regelmatig gebruik

A

De tweede vorm
- Gebruik om stress tegen te gaan
- Ontkenning van negatieve gevolgen voor zichzelf en hun omgeving
- Tolerantie treedt op
- Zich terugtrekken uit vrienden, school, gezin

21
Q

De verslaving/afhankelijkheid

A

De derde vorm
- Geen weerstand meer kunnen bieden
- Wil de gevolgen van onthouding vermijden
- Het gebruik neemt een centrale plaats in in het eigen leven