HP2-H05 Flashcards

(32 cards)

0
Q

De storm was overgewaaid.

A

De storm was nu voorbij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Harry krabbelde vlug overeind.

A

Harry ging vlug opstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hij wrikte het raam open.

A

Hij heeft het raam opengemaakt door het heen en weer te bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De uil klapwiekte naar binnen.

A

De uil kwam naar binnen door zijn vleugels te bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

belangrijke akkefietjes

A

belangrijke taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klosjes touw

A

spindels hout met draad omheen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de zee flonkerde

A

fel bewegend licht weerkaatste op de zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom zou je wel gek zijn om Goudgrijp te willen beroven?

A

Waarom zou je wel gek zijn om Goudgrijp te willen inbreken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hij bestookt Perkamentus iedere ochtend met uilen

A

Hij stuurt iedere ochtend een heleboel uilen naar Perkamentus toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

“Heb je een Ministerie van Toverkunst?’ flapte Harry er onwillekeurig uit.

A

“Heb je een Ministerie van Toverkunst?” zei Harry ineens per ongeluk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Anders zou iedereen magische oplossingen willen voor zijn sores.

A

Anders zou iedereen magische oplossingen willen voor zijn ellende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op dat moment stootte de boot zachtjes tegen de kade.

A

Op dat moment stootte de boot zachtjes tegen de stenen kant langs het water, waar een schip kan aanleggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verplichte lectuur

A

leesstof die je nodig hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Harry moest hollen om hem bij te houden.

A

Harry moest rennen om hem bij te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

grondslagen

A

fundamenten, bases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

overige benodigdheden

A

overige dingen die je nodig hebt

17
Q

De mensen keurden het kroegje geen blik waardig.

A

De mensen deden alsof de kroeg niet interssant was of alsof ze de kroeg helemaal niet zagen.

18
Q

Het vrouwtje lurkte aan haar pijp.

A

Het vrouwtje zuigde sabelende aan haar pijp.

18
Q

Alleen al die gedachte leek hem de stuipen op het lijf te jagen.

A

Alleen al die gedachte leek hem de onwillekeurig samentrekken van spieren op het lijf te jagen.

19
Q

Hij had een zenuwtrek bij zijn oog

A

Bij zijn oog maakt hij steeds een beweging zonder dat hij dat wilde.

21
Q

Er was ook trammelant met een feeks.

A

Er was ook moeilijkheid met een boosaardige en felle vrouw.

21
Q

een met keien geplaveide straat

A

een straat met een wegdek die van klein steentjes is gemaakt

22
Q

De baksteen wriemelde.

A

De baksteen bewoog zich.

23
Q

een slingerend en kronkelend straat

A

een straat die niet in een rechte lijn voortgaan

24
een zelfroerend ketel
een ketel die zichzelf kan roeren
25
wankele, torenhoge stapels boeken
Een hele hoog tor boeken die heen en weer bewoog en daardoor dreigde het evenwicht te verliezen
26
een gebouw dat hoog boven de andere winkeltjes **uittorende**
een gebouw dat heel hoger was dan de andere winkeltjes
27
een mollige vrouw
een vrouw die een beetje dik was
28
ze liepen het witte bordes op
Ze liepen op een verhoogd platform voor de ingang van een gebouw
29
een schrander gezicht
een intelligent gezicht
30
hebzucht
sterke drang dat je veel voor jezelf wilt hebben
31
de buit
wat je gestolen hebt