HS 1 Flashcards

(41 cards)

1
Q

Wat betekent democratisch?

A

Via verkiezingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is iets een maatschappelijk probleem? 4 dingen

A
  • als het grote gevolgen voor groepen in de samenleving heeft
  • als het ontstaat door maatschappelijke ontwikkelingen
  • als het te maken heeft met tegengestelde belangen
  • als het om een gemeenschappelijke oplossing vraagt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noemen we maatschappelijke problemen ook wel?

A

Sociale problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaan belangentegenstellingen?

A

Door verschillen in politieke visie, geloofs-, en levensovertuigingen en in sociale economische positie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een dilemma?

A

Een lastige keus tussen twee of meer alternatieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom worden maatschappelijke problemen ook wel politieke problemen genoemd?

A

Politici bedenken er vaak oplossingen voor. Dit brengt nieuwe wetten en regels mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 4 thema’s behandelen we?

A

Rechtsstaat, parlementaire democratie, pluriforme samenleving, verzorgingsstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houd het thema rechtsstaat in?

A

Hoe persoonlijke vrijheid en rechtszekerheid van burgers in ons land gewaarborgd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houd het thema parlementaire democratie in?

A

De manier waarop politici besluiten nemen en hoe burgers hier invloed op hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houd het thema pluriforme samenleving in?

A

Hoe verschillende soorten mensen samenleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houd het thema verzorgingsstaat in?

A

Hoe de overheid en de burgers voor zichzelf en anderen zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar hangen de regels in de samenleving vanaf? (3 dingen)

A

1) . Opvattingen van degenen die macht hebben
2) . Invloed van degenen die een ondergeschikte positie hebben
3) . Machtsmiddelen van beide groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn waarden?

A

Uitgangspunten die mensen belangrijk vinden en nastreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn idealen?

A

Waarden die je heel graag wilt nastreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn normen? En hoe noem je normen ook wel?

A

Opvattingen hoe je je volgens een waarde moet gedragen. Heet ook wel sociale verplichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn belangen?

A

Voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft. Vaak financieel, maar niet altijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is macht?

A

Het vermogen om gedrag van anderen dwingend te beïnvloeden. Volgens de wet heet het formeel gezag

18
Q

Welke machtsbronnen zijn er? 7

A
Geld
Functie
Beroep
Kennis
Overtuigingskracht
Aanzien
Geweld
19
Q

Wat is de dynamiek van de samenleving?

A

Het veranderen van de normen en waarden

20
Q

Waar hangt de dynamiek van de samenleving van af? 3 dingen

A

Tijd, plaats, groep

21
Q

Wat is sociale cohesie?

A

De mate waarin mensen in een sociaal verband zoals een land door onderlinge bindingen het gevoel hebben bij elkaar te horen

22
Q

Op welke 3 manieren controleer je of informatie betrouwbaar is?

A
  • kijk naar de bron
  • is het objectief / subjectief
  • is er hoor en wederhoor toegepast
23
Q

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

A

Objectief zijn feiten en subjectief zijn meningen

24
Q

Wat is hoor en wederhoor?

A

Iets van verschillende kanten belichten

25
Wat is communicatie?
Het doorgeven van informatie
26
Welke 3 redenen zijn er voor communicatieruis?
- zender zendt informatie verkeerd uit - ontvanger ontvangt informatie verkeerd - er ontstaan vooroordelen
27
Wat is manipulatie?
Feiten opzettelijk weglaten of verdraaien zonder dat de ontvanger het merkt
28
Wat is propaganda?
Doelbewust eenzijdige informatie geven met als doel de mening van anderen te beïnvloeden
29
Wat is indoctrinatie?
Langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen opdringen met de bedoeling dat het publiek dit kritiekloos accepteert
30
Wat is selectieve perceptie?
Informatie wordt zo vervormd dat deze past in je referentiekader
31
Wat is een referentiekader?
Alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoontes
32
Wat is stereotypering?
Beeld van een groep mensen aan wie je dezelfde kenmerken toeschrijft
33
Wat is een vooroordeel?
Vooropgezette en voorbarige mening over iets of iemand zonder kennis van zaken
34
Wat is discriminatie?
Het anders behandelen van mensen op grond van kenmerken die niet belangrijk zijn in de situatie
35
Wat zijn de 6 theorieën voor de invloed van de massamedia?
- injectienaaldtheorie - multiple-step-flowtheorie - cultivatietheorie - theorie van de selectieve perceptie - agendatheorie - framingtheorie
36
Wat is de injectienaaldtheorie?
Begin 20e eeuw was de media de 'injectienaald' die het publiek met bepaalde ideeën vol kon spuiten (propaganda, manipulatie, indoctrinatie)
37
Wat is de multiple-step-flowtheorie?
Massamedia hebben invloed via opinieleiders. Dit zijn mensen waar je meningen van overneemt
38
Wat is de cultivatietheorie?
De werkelijkheid wordt verwisseld te de televisiewerkelijkheid
39
Wat is de theorie van de selectieve perceptie?
Bij media neem je informatie nooit objectief waar maar altijd binnen je referentiekader
40
Wat is de agendatheorie?
Media bepaalt waarover mensen denken en praten. Dit gaat ook zo met politieke dingen. Dit heet de politieke agenda.
41
Wat is de framingtheorie?
Welk mediaframe gebruikt wordt kan beïnvloeden hoe mensen er naar kijken.