HS 3 Flashcards
(18 cards)
Waaruit bestaat extracellulaire vloeistof?
Uit plasma en interstitiële vloeistof. De wand van bloedvaten is opgebouwd uit endotheelcellen waardoor er gemakkelijk transport kan plaatsvinden.
Waaruit bestaan biologische membranen?
- fosfolipiden: fosfaatgroep+glycerol+ twee vetzuurstaarten
- cholesterol: zorgt voor soepelheid en flexibiliteit van het membraan
- proteïnen (transmembraan en perifeer)
- koolhydraatketens
Hoe zijn de fosfolipiden georiënteerd in een celmembraan?
De polaire kop wijst naar buiten en de apolaire staart naar binnen.
Welke soort membraanproteïnen zijn er?
- transmembranaire membraanproteïnen (doorheen het celmembraan)
- perifere membraanproteïnen (aan de buitenkant op een glycerol)
- lipide-verankerde membraanproteïnen (verankerd aan lipiden)
Wat weet je over transmemnbranaire membraanproteïnen?
- vaak 7 of 12 transmembranaire segmenten die 20-25 AZ zijn + niet-polair en hydrofoob
- niet-covalente bindingen met fosfolipiden
Extracellulair: koolhydraten
Intracellulair: fosfaatgroepen
Wat weet je over perifere membraanproteïnen?
- gehecht aan transmembrane proteinen of aan polaire koppen van fosfolipiden
- enzymes
- structurele bindingsproteïnen die het cytoskelet hechten
Wat weet je over lipide-verankerde membraanproteïnen?
- covalent gebonden aan vetzuurstaarten
Wat weet je over membraan koolhydraten?
- externe zijde -> glycocalyx (beschermende laag rond de cel)
- vaak suikers
- kunnen binden aan membraanproteïnen -> glycoproteïnen
- kunnen binden aan membraanlipiden -> glycolipiden
Waaruit bestaan weefsels?
Meerdere cellen gaan zich organiseren tot weefsels. Tussen de verschillende cellen zijn er juncties (aanhechtingen of verbindingsplaatsen)
Wat gebeurd er als cellen in een weefsel hun aanhechting verliezen?
Verlies van adhesie zorgt voor apoptose
Waaruit bestaan weefsels?
- proteoglycanen (glycoproteïnen)
- proteïnevezels (collageen, fibronectine, lamine)
Wat zorgt voor adhesie tussen cellen in een weefsel?
Cel-adhesiemoleculen (CAMs) (membraanproteïnen)
Binding cel-cel of cel-matrix
2 belangrijkste: cadherins voor cel-cel, integrins voor cel-matrix junctions
Welke soorten “cell junctions” zijn er?
- tight junction
- desmosoom
- gap junction
Wat houd een tight junction in?
- Het vormt een barrière waardoor er geen transport mogelijk is
- claudine-, occludine-proteïnen
- dynamisch, kan openen op vraag van lichaam
Bv. Spijsverteringskanaal, bloed-hersen barrière
Wat is een anchoring junction?
- vasthechting aan andere cel of aan matrix
- CAMs = cadherines (cel-cel)
- CAMs = integrines (cel-matrix)
Wat zijn anchoring junctions bij een CEL-CEL verbinding?
- Desmosomen bv. Huidcellen, zeer rekbaar
- adherens junction: hechten actinevezels van buurcellen bij elkaar
Wat zijn anchoring junctions bij een CEL-MATRIX binding?
- hemidesmosomen (bindt intermediaire filamenten van het cytoskelet aan ECM)
- focal adhesions (bindt actinefilamenten aan ECM)
Kan losgemaakt worden door “matrix metalloproteinasen”
(Overmaat bij kankercellen waardoor juncties verbroken worden en kankercellen zich vrij gaan bewegen)
Wat zijn gap junctions?
Cytoplasmatische kanalen zorgen voor transport (chemisch en elektrisch), de kanalen kunnen openen en sluiten
Bv. In de hartspier, voor gemeenschappelijke samentrekking