huis beschrijven Flashcards
(19 cards)
j’habite dans une maison
ik woon in een huis
j’habite dans un immeuble
ik woon in een gebouw
j’habite au rez-de-chaussée
ik woon op de begane grond
j’habite au premier étage
ik woon op de eerste verdieping
j’habite au deuxième étage
ik woon op de tweede verdieping
j’habite dans un appartement
ik woon in een appartement
j’habite dans une villa
ik woon in een villa
j’habite dans un château
ik woon in een kasteel
j’habite dans un igloo
ik woon in een iglo
dans la maison, il y a une cuisine
in het huis, is er een keuken
dans la maison, il y a une salle à manger
in het huis, is er een eetkamer
dans la maison, il y a un salon
in het huis, is er een woonkamer
dans la maison, il y a un bureau
in het huis, is er een bureau
dans la maison, il y a des toilettes
in het huis, is er een wc
dans la maison, il y a une salle de bains
in het huis, is er een badkamer
dans la maison, il y a des chambres
In het huis, zijn er kamers
Dans la maison, il y a la chambre a coucher
In het huis, is er een slaapkamer
Dans la maison, il y a la chambre des parents
In het huis, is er de kamer van ouders