il y a Flashcards
(52 cards)
1
Q
un bureau
A
een bureau
2
Q
un calendrier
A
een kalender
3
Q
un canapé
A
bank
4
Q
un fauteuil
A
een fauteuil
5
Q
un hamac
A
een hangmat
6
Q
un lit
A
een bed
7
Q
un lecteur CD
A
een cd-speler
8
Q
un matelas
A
een matras
9
Q
un ordinateur
A
een computer
10
Q
un placard
A
een kast
11
Q
un radiateur
A
een kachel
12
Q
un sofa
A
een sofa
13
Q
un tapis
A
een tapijt
14
Q
une armoire
A
een kledingkast
15
Q
une bibliothèque
A
een bibliotheek
16
Q
une chaîne hi-fi
A
een geluidssysteem
17
Q
une chaise
A
een stoel
18
Q
une cheminée
A
een open haard
19
Q
une commode
A
een ladekast
20
Q
une étagère
A
een plank
21
Q
une plante
A
een plant
22
Q
une lampe
A
een lamp
23
Q
une table
A
een tafel
24
Q
une télé
A
een televisie
25
des plantes
planten
26
des tableaux
schilderijen
27
des photos
foto's
28
des posters
posters
29
vieille
ouderwets
30
moderne
modern
31
grande/spacieuse
groot/ruim
32
petite
klein
33
en désordre
rommelig
34
bien rangée
opgeruimd
35
claire
duidelijk
36
sombre
donker
37
confortable
comfortabel
38
inconfortable
oncomfortabel
39
le plafond
het plafond
40
la porte
de deur
41
le plancher
de vloer
42
la moquette
het tapijt
43
le parquet
het parket
44
les murs
de muren
45
les rideaux
de gordijnen
46
en bois
van hout
47
en plastique
van plastic
48
en métal
van metaal
49
avec assise en paille
met rieten zitting
50
en cuir
van leer
51
en fer
van ijzer
52
en tissu
van stof