human resources & personality traits, dutch translation Flashcards
(62 cards)
affectionate
Het tonen van zorgzame gevoelens en liefde voor iemand.
Voorbeeldzin; The grandmother gave her grandson an affectionate hug
analytic
Het gebruiken van een logische denkmethoden om iets te begrijpen, vooral door alle onderdelen apart te bekijken.
Voorbeeldzin: She used an analytic approach to solve the difficult math problem.
applicant
Een persoon die een formeel verzoek indient voor iets (zoals een baan of plaats op een hogeschool/universiteit).
Voorbeeldzin: There were five applicants for the new manager position.
aptitude
Natuurlijke vaardigheid of talent.
Voorbeeldzin: He has an aptitude for learning new languages quickly.
assertive
Het krachtig en zelfverzekerd uiten van meningen of verlangens zodat mensen aandacht voor je nemen
Voorbeeldzin: You need to be assertive when asking for a pay raise.
assiduous
Hard werken, zorg tonen en aandacht voor detail hebben.
Voorbeeldzin: The scientist worked in an assiduous way to complete the experiment.
attitude
De manier waarop je denkt en voelt over iemand of iets; de manier waarop je je gedraagt tegenover iemand of iets die je gedachten en gevoelens weerspiegelt.
Voorbeeldzin: His positive attitude helped him get through the tough project.
avoidant
Het voorkomen van intimiteit of sociale interactie.
Voorbeeldzin: She became avoidant after the argument and didn’t want to talk.
challenging
Moeilijk, op een manier die je vermogen of vastberadenheid test.
Voorbeeldzin: Running a marathon is a very challenging goal.
chunk
Een ruw gesneden stuk / een (groot) deel van iets.
Voorbeeldzin: He ate a big chunk of chocolate cake.
compel (to)
Iemand dwingen om iets te doen.
Voorbeeldzin: The teacher compelled the students to finish their homework.
complimentary
Goedkeuring, lof uiten.
Voorbeeldzin: Her boss was very complimentary about her work
considerate
Vriendelijk en behulpzaam / zorgzaam voor en respectvol naar anderen.
Voorbeeldzin: Please be considerate and turn off your phone during the meeting.
constructive
Een nuttig en behulpzaam effect hebben, in plaats van negatief te zijn of geen doel te dienen. Voorbeeldzin: She gave him constructive feedback on his presentation.
cordial
Vriendelijk, maar formeel en beleefd.
Voorbeeldzin: The meeting was cordial and ended on a positive note.
cultured
Goed opgeleid zijn en in staat zijn om kunst, literatuur, enz. te begrijpen en ervan te genieten.
Voorbeeldzin: He is a cultured man who enjoys art and classical music.
daunting
Je een beetje angstig of bezorgd laten voelen over je vermogen om iets te bereiken.
Voorbeeldzin: The idea of moving to a new country felt daunting at first.
dead-end job
Een baan waarin geen verdere vooruitgang mogelijk is.
Voorbeeldzin: He wanted to quit his dead-end job and find something better.
demanding
Veel tijd, aandacht of energie vereisen.
Voorbeeldzin: Being a nurse is a very demanding job.
domineering
Pogingen om andere mensen te controleren zonder rekening te houden met hun meningen of gevoelens.
Voorbeeldzin: His domineering attitude made it hard for others to speak up.
empathetic
In staat zijn om te begrijpen hoe iemand anders zich voelt, omdat je je kunt inleven in wat het is om die persoon te zijn.
Voorbeeldzin: She was very empathetic towards her friend’s problems.
entail (to)
Iets betrekken of noodzakelijk maken.
Voorbeeldzin: The new role will entail more responsibilities.
erroneously
Op een verkeerde of valse manier.
Voorbeeldzin: The data was erroneously entered into the system.
flippant
Niet serieus zijn over een serieus onderwerp, in een poging om grappig te zijn of slim over te komen.
Voorbeeldzin: His flippant comment upset many people in the room.