In Zicht thema 1 vocabulaire Flashcards

(58 cards)

1
Q

OVERDAG hebben we samen een wandeling gemaakt langs het strand.

A

during the day

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Te ZWAAR op de maag.

A

heavy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Na een uur ben ik naar de keuken gelopen om een biertje te PAKKEN.

A

to grab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op dit industrieterrein zijn veel verschillende BEDRIJVEN. (het bedrijf)

A

businesses/the business

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gisteren heeft Barcelona met 2-1 van Real Madrid VERLOREN. (verliezen)

A

lost/to lose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

We hebben vakantie maar het weer is heel slecht, het regent elke dag. We BALEN ervan!

A

to hate, to find something frustrating

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

We hebben op het strand GELEGEN. (liggen)

A

to lie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De voetbal WEDSTRIJD is om 10 uur begonnen.

A

game, match, competition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De leraar heeft de grammatica van vorige les HERHAALD. (herhalen)

A

repeated/to repeat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Carlo heeft BELOOFD dat hij zal me helpen met het huiswerk. (beloven)

A

promised/to promise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De buurt waar ik geboren ben, is helemaal VERANDERD. (veranderen)

A

changed/to change

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het concert van Coldplay was GEWELDIG, we hebben ervan genoten.

A

awesome

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het concert van Coldplay was geweldig, we hebben ERVAN GENOTEN. (genieten)

A

ervan - of it
genoten - enjoyed
genieten - to enjoy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ben je WELEENS op een Nederlands Waddeneiland geweest?

A

Ever (in this context)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beantwoord de vragen bij elk BERICHT.

A

Notice, message, statement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

BERUCHTE Peruaanse drugsbaas gepakt in Colombia

A

Notorious

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beruchte Peruaanse drugsbaas GEPAKT in Colombia

pakken

A

Busted (in this context)

To grab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De Colombiaanse politie heeft hem OPGEPAKT in een winkelcentrum in Medellín. (oppakken)

A

arrested (in this context)

to pick up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hij is binnen 24 uur naar Peru UITGEWEZEN omdat hij niet de juiste papieren had. (uitwijzen)

A

expelled

to point out, to show, to expel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

MACHTIG cocainenetwerk

A

might, powerful

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Dit netwerk is VERBAND GEBRACHT met een aantal moorden in de OMGEVING van Callo. (verband brengen)

A

linked, related to

area

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Franse SPOOKRIJDER rijdt 70 kilometer fout

A

wrong-way driver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Een Fransman heeft in de nacht van zaterdag op zondag 70 kilometer lang tegen het VERKEER ingereden.

A

traffic

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Uiteindelijk is de politie erin geslaagd hem bij Albi tot stoppen te DWINGEN.

25
Gelukkig heeft de man geen ONGELUKKEN bij zijn actie VEROORZAAKT. (veroorzakken)
accidents | caused/to cause
26
Hij heeft wel een FLINKE BEKEURING gekregen van de politie.
hefty fine
27
De man reed op de snelweg in de VEERKEERDE RICHTING.
Opposite direction
28
De DEELNEMERS zijn in een lange STOET door het centrum naar hey Oosterpark gelopen.
participants | procession
29
Hij heeft een speech GEHOUDEN. (speech houden)
to give a speech
30
In zijn TOESPRAAK heeft hij harde kritiek GEUIT tegen de werkgevers. (uiten)
speech | to express
31
De KOOPKRACHT van de burgers is niet geroeid.
purchasing power
32
In het Oosterpark waren ook diverse OPTREDENS.
performances
33
Tom Heerts is de VOORSITTER van de organisatie van werkgevers.
chairman
34
Terrasje PAKKEN
to grab | to grab a terrace, to get some drinks on the terrace
35
Hans vertelt over een dag waarop alles misging. (misgaan)
went wrong/to go wrong
36
Dat was niet fijn, maar DAARDOOR was ik wel snel wakker.
therefore, because of that
37
De trein had een tien minuten VERTRAGING.
delay
38
Een jongen STOOTTE tegen mijn arm en daardoor KREEG een man naast mijn de helft van mijn koffie over zijn jas. (stoten, krijgen)
to bump | to get
39
Die man werd BOOS op mij.
angry
40
Ik LEGDE UIT wat er gebeurd was, maar hij liet me niet uitpraten. (uitleggen)
to explain
41
SCHIET OP en ga aan het werk.
hurry up
42
Mijn collega's maakten de hele dag FLAUWE GRAPPEN.
lame,unfunny jokes
43
Toen ik naar huis ging, moest ik weer rennen om de trein te HALEN.
to catch
44
Dat LUKTE nu wel, maar in de haast vergat ik in te checken. (lukken)
succeeded | to succeed
45
Ik deed een pizza in de oven, maar ik LETTE niet goed OP. (opletten)
to pay attention
46
Er is een grote stroomstoring. DAARDOOR kunnen de treinen niet rijden.
Because of that
47
Er is een grote STROOMSTORING. Daardoor kunnen de treinen niet rijden.
power failure
48
Ze wordt heel boos op hem omdat hij allerlei dingen uit de SCHAPPEN pak.
shelves
49
Simon is een GEWILDE gast op feestjes.
wanted, popular
50
Als je door een rood stoplicht rijdt, krijg je een BOETE.
fine
51
Het was heel leuk en de OMGEVING was heel mooi.
environment, surroundings
52
Na het eten maakten we VAAK nog een strandwandeling.
often
53
En het DUURDE nog tot eind van de jaren negentig voordat de meeste mensen een computer hadden. (duren)
lasted/to last
54
Bijzondere GEBEURTENISSEN
events
55
Het gaat over iets wat je hebt gehoord of gezien, of wat je zelf hebt MEEGEMAAKT. (meemaken)
to experience, to take part in
56
Schrijf een korte tekst over je eerste tijd ERVARINGEN in Nederland.
experiences
57
Aan welke dingen moest je WENNEN?
to get used to | wennen aan - to get used to (something specific)
58
Heb je goede HERINNERINGEN aan je schooltijd?
memories