Onregelmatige werkwoorden - infinitief to perfectum Flashcards

(143 cards)

1
Q

bakken

A

gebakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bederven

A

bedorven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bedriegen

A

bedrogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

beginnen

A

begonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

begrijpen

A

begrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bevallen

A

bevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bewegen

A

bewogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bezoeken

A

bezocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bidden

A

gebeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bieden

A

geboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bijten

A

gebeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

binden

A

gebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

blazen

A

geblazen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

blijken

A

gebleken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

blijven

A

gebleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

braden

A

gebraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

breken

A

gebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

brengen

A

gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

buigen

A

gebogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

denken

A

gedacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

doen

A

gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

dragen

A

gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

drijven

A

gedreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

drinken

A

gedronken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
duiken
gedoken
26
dwingen
gedwongen
27
ervaren
ervaren
28
eten
gegeten
29
fluiten
gefloten
30
gaan
gegaan
31
genezen
genezen
32
genieten
genoten
33
geven
gegeven
34
gieten
gegoten
35
glijden
gegleden
36
glimmen
geglommen
37
graven
gegraven
38
hangen
gehangen
39
hebben
gehad
40
helpen
geholpen
41
heten
geheten
42
houden
gehouden
43
kiezen
gekozen
44
kijken
gekeken
45
klimmen
geklommen
46
klinken
geklonken
47
knijpen
geknepen
48
komen
gekomen
49
kopen
gekocht
50
krijgen
gekregen
51
krimpen
gekrompen
52
kruipen
gekropen
53
kunnen
gekund
54
lachen
gelachen
55
laden
geladen
56
laten
gelaten
57
lezen
gelezen
58
liegen
gelogen
59
liggen
gelegen
60
lijden
geleden
61
lijken
geleken
62
lopen
gelopen
63
meten
gemeten
64
moeten
gemoeten
65
mogen
gemogen
66
nemen
genomen
67
ontbijten
ontbeten
68
ontwerpen
ontworpen
69
overlijden
overleden
70
raden
geraden
71
rijden
gereden
72
roepen
geroepen
73
ruiken
geroken
74
scheiden
gescheiden
75
schelden
gescholden
76
schenken
geschonken
77
scheren
geschoren
78
schieten
geschoten
79
schijnen
geschenen
80
schrijven
geschreven
81
schrikken
geschrokken
82
schuiven
geschoven
83
slaan
geslagen
84
slapen
geslapen
85
slijpen
geslepen
86
sluipen
geslopen
87
sluiten
gesloten
88
smelten
gesmolten
89
snuiten
gesnoten
90
snijden
gesneden
91
snuiven
gesnoven
92
spijten
gespeten
93
spreken
gesproken
94
springen
gesprongen
95
spuiten
gespoten
96
staan
gestaan
97
steken
gestoken
98
stelen
gestolen
99
sterven
gestorven
100
stijgen
gestegen
101
stinken
gestonken
102
strijden
gestreden
103
strijken
gestreken
104
trekken
getrokken
105
vallen
gevallen
106
vangen
gevangen
107
varen
gevaren
108
vechten
gevochten
109
verbieden
verboden
110
verdwijnen
verdwenen
111
vergelijken
vergeleken
112
vergeten
vergeten
113
verliezen
verloren
114
vermijden
vermeden
115
verraden
verraden
116
vertrekken
vertrokken
117
verwijten
verweten
118
verzinnen
verzonnen
119
vinden
gevonden
120
vliegen
gevlogen
121
vouwen
gevouwen
122
vragen
gevraagd
123
vriezen
gevroren
124
wassen
gewassen
125
wegen
gewogen
126
werpen
geworpen
127
weten
geweten
128
wijzen
gewezen
129
willen
gewild
130
winnen
gewonnen
131
worden
geworden
132
wrijven
gewreven
133
zeggen
gezegd
134
zenden
gezonden
135
zien
gezien
136
zijn
geweest
137
zingen
gezongen
138
zinken
gezonken
139
zitten
gezeten
140
zoeken
gezocht
141
zuigen
gezogen
142
zwemmen
gezommen
143
zwijgen
gezwegen