infectieuze systeemziekten Flashcards

(43 cards)

1
Q

Welk agens hoort bij hondenziekte

A

canine distemper virus (CDV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem het agens van parvo

A

canine parvovirus (CPV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welk agens hoort bij herpes

A

canine / equine herpes virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welk agens hoort bij FIP

A

feline coronavirus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welk agens hoort bij de ziekte influenza?

A

aviaire influenza A virus (IAV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 2 manieren voor virusverspreiding naar verschillende orgaansystemen (na de eerste virusvermeerdering op plaats van binnenkomst) zijn er? noem bij elk een voorbeeld

A

1) viremisch (meestal); via lymfe, via vermeerdering in endotheliale cellen/macrofagen/migrerende leukocyten.
vb. canine distemper virus (CDV)

2) neurologisch: via neuronen.
vb. rabies, herpes, polio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarvan is het cel/weefseltropisme van een virus afhankelijk?

A
  • Receptoren op de cel
  • Mogelijkheden van de cel om
    virusvermeerdering te ondersteunen (o.a.
    transcriptiefactoren die virale promotoren
    herkennen)
  • Lokale temperatuur en pH
  • Lokale enzymen (mdk, gal): inactivatie en
    activatie van het virus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke manieren veroorzaakt een virusinfectie directe celschade en celdood?

A
  • omleiding (diversion) van de energie van de cel
  • stopzetten van de synthese van cellulaire macromoleculen
  • competitie van viraal RNA (en cellulair mRNA) met ribosomen
  • competitie van virale en cellulaire promotors en transcriptiefactoren (bv. RNA polymerases en inhibitie van IFN afweermechanismen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

op welke manieren veroorzaakt een virusinfectie indirecte celschade en celdood?

A

algemeen: Celschade of dood door een ontsteking of immuunrespons als reactie op de virus infectie.

Specifiek voor een retrovirus:
- integratie van het virale genoom in het GH genoom
- veroorzaakt mutaties in het GH genoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de klinische verschijnselen van parvo

A
  • braken
  • anorexie
  • sloomheid
  • waterige, hemorrhagische diarree
  • dehydratie
  • koorts
  • leukopenie
  • sterfte (bij 10% vd pups)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voor welk type weefsel/cellen heeft CPV een tropisme? Licht toe

A

tropisme voor sneldelende cellen:
- lymfoid weefsel / beenmerg
- darmepitheel crypten
- spiercellen in het hart bij neonatale pups (<8w)

CPV is een klein DNA virus wat cellulaire DNA polymerase nodig heeft voor replicatie. Dit is veel te vinden in sneldelende cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

via welke weg infecteerd cpv en waar vind de eerste virusvermeerdering plaats?

A

oro-nasale infectie, waarna virusvermeerdering plaatsvindt in lymphoid weefsel van de keelholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geef de pathogenese van parvo

A

1) oronasale infectie
2) replicatie in lymphoid weefsel keelholte
3) viremie
4) tropisme voor sneldelende cellen:
- lymfoid weefsel / beenmerg –>
panleukopenie, lymphoide depletie, thymus
atrofie
- darmeptiheel (crypten) –> enteritis –>
diarree –> herstel / secundaire infecties
/ sepsis –> herstel / sterfte
- (neonatale pups <8w) hartspiercellen –>
myocarditis / hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke influenza stammen zijn hoog pathogeen?

A

stammen H5 of H7
(subtypen bestaal uit H(1-16)N(1-6)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welk weefsel repliceert laag pathogene influenza virus?

A

LPAI repliceert vnl. in epitheel van luchtwegen en darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

in welk weefsel repliceert hoog pathogeen influenza virus?

A

HPAI repliceert in vele celtypen, o.a. endotheelcellen. (overal in het lichaam kan het virus daarom organen aantasten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat betekent hoog pathogeen bij influenza? Noem 3 verschijnselen.

A

hoog pathogeen = systemisch
- hoge mortaliteit
- oedemen
- bloedingen in verschillende organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

noem synoniemen voor hondenziekte

A

ziekte van Carré, Canine Distemper Virus (CDV), old dog encephalitis, hard pad disease

19
Q

Vanaf wanneer en hoe lang wordt CDV uitgescheiden? en via welke wegen?

A

vanaf 7 dagen na infectie, duurt 1-2 weken (max 90 dagen). Virusuitscheiding via alle secreta en excreta

20
Q

Wat zijn de transmissieroutes van CDV?

A

vnl. direct contact tussen honden, maar kan ook indirect. Meestal via aerogene weg.

21
Q

Wat is old dog encephalitis en door welk agens wordt dit veroorzaakt?

A

een vorm van hondenziekte, waarbij cdv persisteert in het czs wat bij oude honden leidt tot progressieve motorische en mentale achteruitgang

22
Q

Welke verschijnselen zijn te zien bij hard pad disease en welk agens veroorzaakt deze ziekte?

A

Is een vorm van hondenziekte (dus door CDV). verschijnselen zijn: plaatselijke hyperkeratose van de huid, voetzolen en neusspiegel, voetzolen zijn eerst abnormaal gevoelig, tonsillitis, diarree en neurologische afwijkingen.
meeste dieren sterven

23
Q

Wat zijn de meest kenmerkende verschijnselen van hondenziekte?

A

gastro-intestinale + respiratoire verschijnselen meest voorkomend (oog en neus uitvloeiing)

bifasische koortscurve:
1) eerste temp stijging (na 3-6 dagen)
- sereuze conjunctivitis (ooguitvloeiing) en
neusuitvloeiing
- diarree
2) 2e koortsperiode (3-10d na eerste koorts)
- catarrale conjunctivitis + faryngitis
^ of purulent door sec. bact. infectie
- hoesten, braken en diarree
- pneumonie

andere verschijnselen:
- Tijdens koorts leukopenie (vnl. lymfopenie) te zien.
- Neurologische verschijnselen ook mogelijk tijdens of pas weken na de andere verschijnselen.
- ulcus corneae (mogelijk blindheid)
- pustuleuze uitslag op buik en dijen door sec. bact. infectie
- jonge pups: tandglazuur beschadigd

speciale vormen:
- hard pad disease
- old dog encephalitis

24
Q

hoe lang zijn pups beschermd tegen CDV door maternale antilichamen? En hoe lang zijn honden immuun na doormaken van infectie?

A

pups: tot 10-12 weken beschermd door maternale antilichamen
honden na infectie: levenslang immuun

25
Hoe stel je de diagnose hondenziekte?
waarschijnlijkheidsdiagnose middels verschijnselen bevestiging middels labonderzoek: - IFT: viraal antigeen aantonen (alleen betrouwbaar in acuut stadium) - PCR: virusgenoom aantonen in bloed, liquor cerebrospinalis, feces of conjunctivamateriaal - serologisch onderzoek: CDV-specifieke IgM antilichamen aantonen (* IgM 3 weken na vaccinatie nog in bloed, na infectie 3 maanden) (- virusisolatie op celculturen)
26
Wat is de therapie voor CDV infecties bij honden?
hond in isolatie, symptomen behandelen, AB voor sec. bact. infecties
27
CDV: hoe ontstaan neurologische verschijnselen in een acuut stadium en hoe in een subacuut/chronisch stadium?
ACUUT: door het virus. Celschade en demyelinisatie door het virus zelf. Het virus is aantoonbaar door macrofagen en monocyten door het hele lichaam heen. SUBACUUT / CHRONISCH: door het immuunsysteem. Celschade door infiltratie van monocyten / heftige immuunreactie / ontsteking. Demyelinisatie door ontstekingsmediatoren. Het virus is niet meer aantoonbaar in de ontstekingscellen.
28
Noem de groepen van YOPI's en waarom die gevoeliger zijn voor zoönosen
Jong: het immuunsysteem is niet volledig ontwikkeld Oud: het immuunsysteem werkt minder goed Zwanger: zwangerschap is immunomodulerend, dus een slechtere T-cel respons Immunocompromised: immuunsysteem werkt niet
29
welke zoönose is het belangrijkst (en de porte d'entree) voor een dierenarts voor kleine HK'ers?
Ecthyma, via een wondje
30
welke zoönose is het belangrijkst (en de porte d'entree) voor een dierenarts voor pluimvee?
influenza, aerogeen, enterogeen, besmette voorwerpen
31
welke zoönose is het belangrijkst (en de porte d'entree) voor een dierenarts voor varkens?
streptococcus suis, via huidwondjes
32
welke zoönose is het belangrijkst (en de porte d'entree) voor een dierenarts voor GD?
ziekte van weil (= Leptospirose bij de mens, met L. icterohaemorrhagiae), via direct of indirect contact met besmette dieren (urine)
33
welke zoönose is het belangrijkst (en de porte d'entree) voor een dierenarts voor rundvee?
Tuberculose, aerogeen of enterogeen
34
Bij welk veterinaire handeling is het risico op opdracht van zoönotische agentia het grootst voor een dierenarts kleine herkauwers?
tijdens lammerseizoen, door direct contact of aerosolen. vnl bij het verlossen
35
Geef de definitie van zoöanthroponose en een voorbeeld ervan.
= zoönose, mens GH. bv. tuberculose
36
Geef de definitie van anthropozoönose en een voorbeeld ervan.
= mensen kunnen geinfecteerd raken door contact met zieke dieren (GH). bv brucella abortus
37
Geef de definitie van amphixenose en een voorbeeld ervan.
Vrije uitwisseling tussen mens en dier en mensen onderling, want beiden natuurlijke GH van agens. bv. E. coli
38
wat is de definitie van zoönosen?
infectieziekten die onder natuurlijke omstandigheden worden overgedragen tussen vertebrate dieren en mensen.
39
Welk agens veroorzaakt de ziekte van Weil?
L. (interrogans) icterohaemorrhagiae
40
Welk agens veroorzaakt melkerskoorts?
L. (interrogans) hardjo
41
Welk agens veroorzaakt modderkoorts?
L. (interrogans) grippotyphosa
42
Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in epidemiologie en verspreiding van L. icterohaemorrhagiae en L. canicola ?
OVEREENKOMSTEN - zijn allebei (anthropo)zoönosen - komen allebei voor bij de hond - bruine ratten zijn wildreservoir VERSCHILLEN - grootste infectiebron: > l. canicola: andere honden. honden infecteren ratten ook eerder dan andesom > l. ict.: opp. water besmet met urine van bruine rat voor zowel hond als mens - bij l. canicola is de hond een grote infectiebron voor de mens, maar kan de mens geen andere mensen of dieren aansteken - bij l. ict. kunnen besmette mensen andere mensen, honden en ratten aansteken
43
Waarom nemen de aantallen infecties met leptospiren wel af bij honden maar niet bij mensen?
Honden worden gevaccineerd. Mensen niet en kunnen dus nog steeds besmet raken door opp. water dat besmet is met urine van besmette bruine ratten