Inspanningsfysiologie Flashcards

(38 cards)

1
Q

Wat valt onder inspanningsfysiologie?

A

Processen en weefsel die een rol spelen bij het leveren van arbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor structuren heeft een cel nodig om zichzelf in leven te houden?

A

cel-/plasmamembraan, kern, celplasma, microstructuren als mitochondriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kunnen functies zijn van een cel?

A
  1. energiestofwisseling (mitochondriën)
  2. beweging (spiercel)
  3. prikkelgeleiding (zenuwcel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is weefsel?

A

gelijkvormige en gelijkfunctionerende cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 4 hoofdgroepen weefsels zijn er?

A
  1. dekweefsel
  2. steunweefsel
  3. spierweefsel
  4. zenuwweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Samengevoegde weefsel maken orgaanstelsels, welke zes zijn er?

A
  1. botstelsel
  2. zenuwstelsel
  3. bloedstelsel
  4. ademhalingsstelsel
  5. spijsverteringsstelsel
  6. spierstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit is een spier opgebouwd?

A
spier -> spiervezels
spiervezelbundel -> spiervezels
spiervezels -> myofibrillen 
myofibrillen -> sacromeren
sacromeren -> actine en myosine filamenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn myofibrillen?

A

Een aaneenschakeling van kleine deeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke twee soorten spiervezels zijn er?

A

Dwarsgestreepte- (myofibril) en gladde draadjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn sacromeren?

A

Kleine deeltjes van een spier die over de functie van een spier beschikken (samentrekken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen actine en mysosine filamenten?

A

Actine is dun en myosine is dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doen filamenten?

A

Deze schuiven bij een contractie van de spier in elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke manier spant een spier zich aan?

A
  1. Een spiervezel krijgt een seintje van een zenuwcel (die uit kleinere vezels is opgebouwd en met meerdere vezels is verbonden) om aan te spannen;
  2. De spiervezel gebruik de energie die vrijkomt uit de splitsing van ATP ;
    3: De actine en myosine filamenten schuiven vervolgens in elkaar wat resulteert in een aangespannen spier.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke twee soorten spiervezels zijn er?

A

Type 1: slow twitch

Type 2 a en b: fast twitch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kenmerken van een type 1 spiervezel?

A
  1. rode vezels
  2. hoge aerobe capaciteit (werkt vooral op zuurstof)
  3. bevat meer mitochondriën (maken ATP)
  4. kan beter tegen vermoeidheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van een type 2 spiervezel?

A
  1. witte vezels
  2. grotere vezels dan de type 1
  3. gemiddelde (a) / lage (b) aerobe capaciteit
  4. (sub)maximale kracht, waarbij 2a een tussenvorm is van 1 en 2b
17
Q

Hoe levert een spier kracht?

A

Door zich aan te spannen (contraheren)

18
Q

Op welke manieren kan een spier zich aanspannen?

A
  1. dynamisch: concentrisch en excentrisch

2. statisch: isometrisch

19
Q

Waar haalt de spier energie vandaan?

A

Door de splitsing van ATP

20
Q

Hoe werkt het proces van ATP?

A

ATP (volle accu) wordt bij bewegen gesplitst: energie komt vrij, ADP (lege accu) blijft over

21
Q

Hoe wordt je spier weer opgeladen? (ADP naar ATP)

A

Door het gebruik van zuurstof en voedingsstoffen: voornamelijk koolhydraten, in nood eiwitten en vetten want deze zijn in principe een bouwstof en geen brandstof

22
Q

Welke drie energiesystemen zijn er?

A
  1. fosfaatsysteem: anaeroob-alactisch
  2. melkzuursysteem: anaeroob-lactisch
  3. zuurstofsysteem: aeroob-alactisch
23
Q

Wat is brandstof voor het fosfaatsysteem?

24
Q

Wat is brandstof voor het melkzuursysteem?

25
Wat is brandstof voor het zuurstofsysteem?
Vetten en koolhydraten
26
Wat gebeurd er in het lichaam van rust naar inspanning?
In rust is de energiebehoefte van het lichaam dermate laag dat het aeroob glucose en vetzuren verbrand. Bij de aanvang van de activiteit heeft het lichaam 2 a 3 minuten nodig om aan de gevraagde zuurstof te voldoen.
27
Wat gebeurd er bij activiteiten van lage tot middelhoge activiteit?
Het lichaam verkrijgt energie door aerobe verbranding: het verbranden van intercellulaire glycogeen, triglyceriden depots, vrije vetzuren en glucose.
28
Wat gebeurd er bij activiteiten van middelhoge tot hoge intensiteit?
Het verder verhogen van de intensiteit maakt dat er aeroob tekort wordt geschoten, anaerobe kikt in en zorgt voor melkzuur.
29
Wat gebeurd er bij activiteiten van hoge intensiteit en korte duur?
Afhankelijk van de intensiteit en duur zal er gebruik gemaakt worden van: 1. ATP + CP: anaeroob-alactisch (goed voor 20 sec) 2. anaerobe glycolyse: anaeroob-lactisch (goed voor 2 a 3 min)
30
Waaruit bestaat krachttraining?
Hogere intensiteit (meer gewicht/hoger % maximale kracht) en gering aantal herhalingen (korte duur)
31
Waardoor wordt de toename van contractiekracht veroorzaakt?
1. toegenomen intramusculaire en intermusculaire coördinaties 2. toename spiervezelvolume; hypertrofie na 8 weken 3. toename van de sterkte van de ligamenten, pees, bot 4. toename concentratie ATP, CP en glycogeen
32
Wanneer is een training een duurtraining?
Als 1/6 of meer van de spiermassa actief is en als het aerobe systeem (hart, longen, vaten) nodig is
33
Wanneer is een training gebaseerd op spierkrachtuithoudingsvemogen?
Als minder dan 1/6 van de spiermassa actief is, lage intensiteit is en er meer dan 20-30 herhalingen zijn (melkzuursysteem actief)
34
Welke soorten spierpijn is er?
1. immediate soreness: na/tijdens belasting, melkzuur, anaerobe belasting 2. delayed onset muscle soreness: scheurtjes in bindweefsel van de spier, accent op grotere excentrische contracties
35
Wat is spiervermoeidheid?
Dit is wanneer er een overschot aan melkzuur of een tekort aan glycogeen is waardoor je lichaam een tandje terug moet
36
Wat is de volledige hersteltijd van de fosfaten?
1. ATP: 3-5 minuten | 2. CP: na iets meer dan 8 minuten
37
Na hoeveel tijd is de spierglycogeenvoorraad volledig hersteld?
24-48 uur, afhankelijk van soort training en voeding
38
Na hoeveel tijd is het melkzuur volledig verwijderd?
Na iets meer dan 75 minuten | * actief herstel bevorder herstelproces lactaat