Functionele Anatomie Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat het menselijk bewegingsapparaat?

A

Skelet, gewrichten en spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt in de anatomie beschreven?

A

De ligging van alle weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee systemen bestaan er in het bewegingsapparaat en waaruit zijn die opgebouwd?

A
  1. het skelet: botten, gewrichten en banden

2. het spierstelsel: spieren met hun hulpvoorzieningen zoals pezen, peesscheden en slijmbeurzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaat beweging in de gewrichten?

A

Door het vermogen van spieren (die aanhechten aan botstukken) zich te verkorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke functies heeft het skelet?

A

Het geeft vorm; en steun aan het lichaam; is de aanhechtingsplaats voor spieren, pezen en banden; geeft de mogelijkheid tot bewegen; en geeft bescherming aan de organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat bot en wat zijn de functies ervan?

A
  1. kalk
  2. fosforzouten
  3. fluor (mineralen): hardt het botweefsel
  4. lijmstoffen: zorgt voor stevig- en soepelheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe vindt lengte- en breedtegroei plaats in de botten?

A
  1. lengtegroei: vermeerdering van kraakbeencellen en een verbening van kraakbeen in de epifysair- of groeischijven aan de uiteinden van de botten die verdwijnen wanneer de lengtegroei is voltooid
    2: breedtegroei: verbening van het beenvlies (periost) aan de buitenkant en wegvreten van het botweefsel aan de binnenkant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor kunnen botten steviger worden?

A

Gewichtsdragende lichaamsactiviteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan het skelet in delen worden uitgedrukt?

A
  1. de borstkas
  2. de schoudergordel
  3. bovenste extremiteiten
  4. de bekkengordel
  5. onderste extremiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt een holling in het wervelkolom ook wel genoemd?

A

lordose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt een bolling in het wervelkolom ook wel genoemd?

A

kyfose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt een abnormale bocht van de wervelkolom in zijwaartse richting ook wel genoemd?

A

scoliose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke manieren worden botten met elkaar verbonden?

A
  1. botweefselverbinding: ene botstuk is aan het andere vastgegroeid zoals bij het schedel
  2. kraakbeenweefselverbinding: bv overgang van het borstbeen naar de ribben
  3. bindweefselverbinding: bv tussen het darmbeen en het heiligbeen
  4. gewricht (articulatio): de botstukken zitten niet aan elkaar vast maar er zit ruimte tussen voor beweeglijkheid, zoals bij de schouder, elleboog en knie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste gewrichtsvormen? Noem een voorbeeld.

A
  1. het scharnier en rolgewricht: bevat 1 as van bewegen zoals het ellebooggewricht
  2. het zadelgewricht: bevat 2 assen van bewegen zoals basisgewricht duim en radius
  3. het kogelgewricht: bevat 3 assen van bewegen zoals het heupgewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarvoor is stabiliteit nodig en welke soorten stabiliteit zijn er?

A

Stabiliteit is nodig om weerstand te kunnen bieden voor krachten van buitenaf. Er is passieve en actieve stabiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe komt passieve stabiliteit tot stand?

A

Het wordt gevormd door de kapsels en banden die de botstukken bij elkaar houden en het gewricht sturen in de bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe komt actieve stabiliteit tot stand?

A

Het ontstaat door de werking van de spieren: kracht en coördinatie zijn hierbij belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een sagittale vlak?

A

vlak van lengtedoorsnee van voor naar achter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een transversale vlak?

A

vlak van horizontale doorsnijding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een frontale vlak?

A

vlak van lengtedoorsnede in de breedte

21
Q

Welke buikspieren zijn er?

A
  1. musculus rectus abdominis (rechte buikspier)
  2. musculus obliquus externus abdominis (buitenste schuine buikspier)
  3. musculus obliquus internus abdominis (binnenste schuine buikspier)
22
Q

Welke buikholte spieren zijn er?

A
  1. musculus abdominus transversus
  2. musculus quadratus lumborum
  3. musculus iliopsoas (major en minor)
23
Q

flexie

24
Q

extensie

25
anteflexie
in voorwaartse richting heffen
26
retroflexie
in achterwaartse richting heffen
27
abductie
van het lichaam af bewegen
28
adductie
naar het lichaam toe bewegen
29
exorotatie
naar buiten draaien
30
endorotatie
naar binnen draaien
31
supinatie
de duim draait naar buiten
32
pronatie
de duim draait naar binnen
33
palmair/plantairflexie
vingers buigen naar de handpalm/enkel strekken (point)
34
dorsaalflexie
vingers bewegen naar de handrug, de enkel buigen (flex)
35
lateraalflexie
het zijwaarts buigen
36
ventraalflexie
het voorwaarts buigen
37
dorsaalflexie
het achterwaarts buigen
38
torsie
het draaien
39
elevatie
omhoog trekken
40
depressie
omlaag trekken
41
retractie
naar achteren trekken
42
protractie
naar voren trekken
43
Welke rugspier is er?
Musculus erector spinae (rechte rugspier, rugtrekkers)
44
Welke bovenbeen spieren zijn er?
``` 1. musculus quadriceps femoris ( 1. musclus rectus femoris ( 2. musculus vastus medialis ( 3. musculus vastus lateralis ( 4. musculus vastus intermedius 2. musclus sartorius 3. abductoren 4. adductoren 5. hamstrings ( 1. musculus semitendinosus ( 2. musculus semimembranosus ( 3. musculus biceps femoris 6. gluteus maximus ```
45
Welke onderbeen spieren zijn er?
1. musculus triceps sure (kuiten) ( 1. musculus gastrocnemius ( 2. musculus soleus 2. musculus tibialis anterior (scheenbeen)
46
Welke bovenlichaam spieren zijn er?
1. musculus deltoideus (schouders) 2. musculus pectoralis (major en minor) (borstspier) 3. musculus serratus enterior (zaagspieren) 4. musculus trapezius (monnikskapspier) 5. musculus latissimus dorsi (brede rugspier) 6. musculus rhomboideus
47
Welke bovenarm spieren zijn er?
1. musculis biceps brachii (armbuiger) 2. musculus brachialis 3. musculus brachiordaialis 4. musculus triceps brachii (armstrekker)
48
Waar wordt mee gerekend bij het maken van een bewegingsanalyse?
1. welke gewrichten worden gebruikt 2. welke beweging wordt gemaakt in de gewrichten 3. agonisten: welke spieren zetten in beweging 4. synergisten: welke spieren leveren een belangrijke bijdrage aan het tot stand komen van de beweging 5. neutralisatoren: welke spieren voorkomen ongewenste bijbewegingen 6. stabilisatoren: welke spieren zorgen voor een stabiel lichaam