IVTG oefenvragen Flashcards

(506 cards)

1
Q

waardoor wordt de perifere vaatweerstand voornamelijk bepaald?

A

door de weerstand in kleine arterien en arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waardoor ontstaat vaak matig/ernstige icterus in neonaten?

A

door de ABO mismatch tussen moeder en kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarop duidt snel omvallen na sluiten van de ogen?

A

afwijking in de perifere zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het beleid bij een claviculafractuur?

A

bewegen op geleide van de pijn (zelfs bij scheefstand is een operatie meestal niet geindiceerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet LH?

A

stimuleert leydig cellen tot het maken van testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarop wijzen een lage bloeddruk in combinatiemet conkere handlijnen?

A

ziekte van addison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke medicatie wordt gegeven bij COPD?

A

1 - kortwerkende bronchusverwijder
2- langwerkende bronchusverwijder (LABA/LAMA)
3- twee langwerkende bronchusverwijders
4 - corticosteroiden (bij 2x per jaar een ernstige aanval of een keer ziekenhuisopname)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat komt eerst, weeen of breken van vliezen?

A

eerst weeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe worden endocriene hormonen van de pancreas uitgescheiden?

A

via het poortadersysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan je de patient vragen om te doen wanneer reflexen lastig op te wekken zijn?

A

Handgreep van Jendrassik. manoeuvre tijdens een neurologisch onderzoek, waarbij aan de patiënt gevraagd wordt zijn vingers ineen te haken en vervolgens de verhaakte handen te proberen uiteen te trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat heeft een hogere affiniteit voor o2: myoglobine of hemoglobine

A

myoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar zal het probleem zich bevinden in het geval van spieratrofie zonder fasciculaties met normale reflexen?

A

In de spier zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

apraxie

A

niet of moeilijk met handelingen beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

agnosie

A

niet meer herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

RS virus

A

infectie van onderste luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke behandeling moet gestart worden na een hysterectomie?

A

Oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat doen cumarine derivaten

A

remmen aanmaak IX X VII II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke cellen zijn er in overschot bij de ziekte van Kahler

A

plasmacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

positief voorspellende waarde

A

positieve deel die daadwerkelijk de ziekte heeft. hoger in populatie met hogere prevalentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waartoe leidt een onbehandeld congenitaal cataract

A

amblyopie (lui oog)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

leidt langdurig braken tot een alkalose of acidose

A

metabole alkalose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat doet furosemide

A

grijpt aan op Na, K en Cl in tubuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

welk soort buis wordt gebruikt voor standaard serologisch onderzoek

A

droge buis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

number needed to treat

A

treatment - controle / 100
OF
1/risk difference

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
waardoor sterven steeds minder mensen aan tuberculose?
door de toename van hygiene en welvaart
26
wat is de oorzaak van myestenia gravis bij kinderen?
maternale IgG
27
hoe behandel je een spanningspneumothorax
dikke naald in tweede intercostaalruimte
28
waar zie je het vaakst een vernauwing van de urether
rond de a iliaca externa en inmonding in de blaas
29
welke cellen zijn meteen betrokken bij een acute ontsteking
mestcellen en macrofagen
30
Divertikel van Zenker
net boven de bovenste slokdarmsfincter
31
moet de prednisondosering aangepast worden voor een ingreep?
ja, moet tijdelijk verhoogd door verhoogde behoefte tijdens operatie
32
Wat is vaak de oorzaak van endocarditis?
Streptokokken
33
Welke zenuw is beschadigd bij uitan van dig I II en III?
n medianus
34
cross over onderzoek voordeel
minder proefpersonen nodig
35
positief voorspellende waarde
(true pos x 100) / (true +false pos)
36
Waar is het probleem gelokaliseerd in de huid als de hyperpigmentatie duidelijker te zien is met een Woodse lamp?
Het probleem zit in de epidermis
37
Welke lymfeklieren ziet de huisarts het vaakst gezwollen?
axillair (oksel)
38
5 stappen meldcode kindermishandeling
1- In kaart brengen van signalen met behulp van de signalenkaart. 2- Overleggen met een collega of indien nodig met Veilig Thuis 3 - In gesprek gaan met de betrokkene(n) om zorgen te bespreken. 4- Afweging maken van de ernst van de situatie. 5 - Een beslissing nemen.
39
Klinische verschijnselen bij harttamponade
bleek, lage bloeddruk, snelle hartslag, benauwd, hoge centraal veneuze druk, minder ictus cordis, gedempte harttonen, pulsus paradoxus
40
Kans op overlijden binnen een jaar na heupfractuur
15-30%
41
wat moet in voeding vermeden worden bij het gebruik van MAO remmers
tyrosine, kan leiden tot een hypertensieve crisis
42
ontstaat een ulcus cruris op de malleolus medialis normaliter door arteriele of veneuze insufficientie?
meestal veneuze insufficientie ezelsbruggetje ve(neus): neus zit mediaal of Vé Mé
43
hoe werken sulfonylureumderivaten?
stimuleren beta cellen
44
hoe werken alfa glucosidaseremmers
remt de afbraak van suikers
45
kenmerken van de quervain thyreoiditis
laag TSH, hoog fT4, hoog BSE, hoge leukos
46
welk soort cellen worden gevonden bij een biopt van een artritis temporalis
reuscellen
47
hoe lang moeten bifosfaten en alendrolinezuur gebruikt worden bij osteoporose
5 jaar
48
waardoor wordt lactase gemaakt
enterocyten
49
wat zijn kenmereken van neuritis vestibularis
duizeligheid die vaak ontstaat na een bovenste luchtweginfectie constant aanwezige draaiduizeligheid gedurende enkele dagen met vegetatieve klachten
50
wat is een veel voorkomende bijwerking van amlodipine
oedeem
51
wat is een veel vorokomende bijwerking van oxybutyrine
oedeem
52
kenmerken van pre eclampsie
hoge bloeddruk, eiwit verlies in de urine, tijdelijke orgaanschade
53
wat gebeurt er met de urine wanneer er sprake is van hyponatriemie
verhogode osmolariteit en laag natrium in urine
54
hoe herken je atriumfibrilleren op een ECG
irregulaire RR
55
patient-controle onderzoek
herkennen omstandigheden die bijdragen aan het ontstaan van een medische aandoening
56
retroperspectief cohort
twee groepen met ziekte vergelijken qua blootstelling vroeger om oorzaak ziekte te vinden
57
welke medicatie is geindiceerd bij hypertensie bij een patient van west afrikaanse afkomst?
calciumantagonist en thiazide
58
welke medicatie is geindiceerd bij hypertensie zonder comorbiditeit?
1- ACE, 2- ACE/ARB + calciumantagonist/thiazide 3- ACE/ARB + calciumantagonist + thiazide 4 - ACE/ARB + calciumantagonist + thiazide + spironolacton/amiloride
59
kenmerken vasculaire dementie
vertraging van lopen, spreken, minder stabiel
60
prespectief cohort onderzoek
groep die nooit is blootgesteld aan risico wordt jaren gevolgd en vergeleken met groep die wel is blootgesteld
61
humerusschachtfractuur complicaties
beknelling van n. radialis uitval mm extensores carpi en extensor digitorum
62
welke afweercellen zijn veel te vinden in liquor bij een bacteriele meningitis
neutrofiele granulocyten
63
hoe wordt infiltrerende borstkanker behandeld
scildwachtklierprocedure
64
fluistertest
cijfers en nummers opnoemen waarbij patient herhaalt om gehoor te testen
65
wat is de eerste keuze medicatie bij atriumfibrilleren
DOAC
66
werking viagra
remmen afbraak cGMP
67
retrograde amnesie
niks herinneren van net voor het ongeluk
68
anterograde amnesie
niks herinneren van nadat je ziek wordt
69
binding bicarbonaat
bindt H, is een base
70
rond welke wervelhoogte is de a mesenterica superior te vinden
L1
71
met welk labonderzoek is liquorlekkage aan te tonen
amyloid beta 1 42
72
jicht kenmerken
meestal op teen, wreef, enkel, knie. komt in aanvallen, geeft roodheid en zwelling.
73
reumatoide artritis kenmerken
poly Kleine gewrichten extremiteiten: MCP, MTP en PIP (niet DIP!), elleboog, pols, enkel, knie >50j Anti-CCP (specificiteit 80%), RF (prognostisch)
74
wat is de aangewezen behandeling bij een tumor in de onderpool van de nier
partiele nefrectomie
75
hoe zijn oesinofielen te herkennen onder de microscoop
rood/oranje cellen met twee lobben
76
hoe zijn neutrofielen te herkennen onder de microscoop
rood/oranje cellen die meerlobbig zijn
77
hoe zijn basofielen te herkennen onder de microscoop
paarse cellen met lobben die aan elkaar vermolten zijn tot een grote blob die het grootste deel van de cel inneemt
78
morbus quervain
ontsteking peesschede van de duim. de extensor pollicis brevis en abductor pollicis longus zijn aangedaan
79
hoe kun je het beste vaststellen of een eisprong heeft plaatsgevonden
meting van progesteron
80
anticipatie
de ziekte uit zich per generatie in familie steeds eerder
81
via wie kan een crisismaatregel worden opgelegd
via de burgemeester
82
expressieve uitspraak
gebaseerd op smaak, waaruit gevoelens blijken
83
normatieve uitspraak
hoe het zou moeten zijn
84
descriptieve uitspraak
hoe iets is/wat, hoeft niet waar te zijn
85
wat wordt geinnerveerd door de n phrenicus
diafragma
86
Functionele klachten
lichamelijke klachten waarbij bepaalde lichaamsfuncties niet goed verlopen, zonder dat dit komt door een beschadiging van een bepaald deel van het lichaam
87
wat wordt gevormd uit de buizen van muller
uterus en tuba
88
waar wordt anti muller hormoon aangemaakt
in de mannelijke foetale gonaden
89
op welke leeftijd wordt osteosarcoom voornamelijk gezien
tijdens de 2e decade
90
fase 1, 2, 3, 4 van onderzoek
1 = onderzoek naar veiligheid en verdraagbaarheid 2 = dosis 3 = effectiviteit middels RCT 4 = follow up bijwerkingen
91
waaraan bindt calcium bij spiercontractie
troponine
92
SCEGS
somatisch cognitief emotioneel gedrag sociaal
93
waarop verhogen polycyclische aromatische koolwaterstoffen (paks) de kans
blaaskanker
94
wat hoor je bij auscultatie van een spanningspneumothorax
hypersonore hemithorax
95
psoriasis vulgaris rangschikking en cellen betrokken
monomorf, bestaat uit kernhoudende kerytocyten
96
wat is een belangrijke factor voor het verergeren van seborrhoisch eczeem?
alcohol
97
wat is een van de belangrijkste functies van satellietcellen?
herstel skeletspieren
98
Hemofilie A kenmerken
x gebonden recessief komt alleen bij mannen voor, vrouw kan draagster zijn
99
RET mutatie
geeft MEN2 met schildklier, bijnier en bijschildkliertumoren
100
VHL mutatie
geeft von Hippel Lindeau met angiomen, cysten, cysteadenomen en carcinomen in bijnier, oor, lever, milt, long, bot, eierstok, baarmoeder en huid
101
BRCA1 vs BRCA2 mutatie
BRCA1 geeft een 60-80% kans op borstkanker en 35-45% kans op eierstokkanker BRCA2 geeft 60-80% kans op borstkanker en 10-20% op eierstokkanker
102
hoe hoog komt de fundus bij 16, 24 en 32 weken zwangerschap?
16: 1/3 vanaf schaambot tot navel 24: tot navel 32: halverwege tussen navel en borstbeen
103
salpingitis
eileiderontsteking
104
hoeveel bloedvaten heeft een navelstreng gemiddeld
3: een vene en twee arterien
105
waardoor wordt een hypovolemische shock bij zwangerschap meestal veroorzaakt?
ectopische zwangerschappen
106
welke ligging is een reden tot sectio
voorhoofdsligging
107
welk hormoon houdt de placenta in stand
progesteron
108
CDH1 mutatie
geeft verhoogde kans op maagkanker
109
hodge vlakken localisatie
hodge 1: bovenrand symfyse en bovenrand promotorium hodge 2: onderrand symfyse en halverwegen promotorium hodge 3: spinae ischiadicae hodge 4: os coccygis
110
wanneer is een geborene extreem preterme, zeer preterme, preterme, a terme en post terme
extreem preterme <28w zeer preterme <32 w preterme < 37w a terme 37-41w post terme >41w
111
welke suppletie moet worden gegeven naast borstvoeding
vitamine k tot dag 8, vitamine D tot dag 14, ijzer tm 3 maanden
112
tetralogie van fallot
ventrikel-septum defect overrijdende aorta vernauwde longader verdikte hartspier rechterkamer
113
ziekte van hirschsprung
distaal colon evat geen ganglioncellen
114
moro reflex
schrikreactie bij baby, spreiden van armen en dan omhelsbeweging
115
galant reflex
heup in 45 graden exorotatie bij prikkeling ruggengraat ipsilateraal
116
serotiniteit
2 weken na verwachtte bevalling nog niet zijn bevallen
117
APGAR
max 10. wordt getest 1, 5 en 10 min na geboorte aspect - blauw/blauwe ledematen/roze pols- geen/ <100/ >100 g force - geen flexie/ enige flexie/ flexie armen en benen en tegen weerstand in ademhaling - geen/ gasping/ huilen reactiviteit - geen/ grimas/ huilt
118
waardoor sluit de ductus botalli zich
door het openen van de long na de geboorte, geeft minder druk daar. hierdoor verhoogt de LA druk, en gaat de ductus dichthhhhhhhhnj
119
waarbij kunnen Floaters en flitsen horen als alarmsymptoom?
glasvocht los laat van netvlies. Als het te hard trekt kunnen gaten en bloedingen ontstaan wat dit op kan leveren. Kan netvliesloslating tot gevolg hebben
120
Neuritis optica
* Visusdaling * Vooral bij vrouwen tussen 20 en 40 * Pijn bij oogbewegingen * Kan komen door MS * Funduscopie is normaal
121
Amaurosis fugax
voorbijgaand niets zien met oog voor tien minuten Komt voor bij vasculaire occlusie * Sterk verhoogde kans op groot CVAVasculaire occlusie
122
blepharitis
chronische ontsteking oogleden door stafylokokken behandelen met verdunde babyshampoo
123
verschil chalazion en hordeolum
chalazion zit altijd in meibom en doet geen pijn hordeolum zit in meibom of zeiss klier en is ontstoken, doet wel pijn
124
kenmerken van maligniteit oog
induratie vast-elastisch veel vaattekening madarosis (wimper uitval) meestal basaalcel door zon, 2mm marge weghalen. vaak geen uitzaaiing
125
oorzaken ptosis
vaakst aponeurogeen (de spier die het ooglid optrekt werkt goed, maar de verbinding tussen het ooglid en de spier is verslapt) bij ouderen en door harde contactlens neurogeen bij horner en N3 myogeen bij myasthenia gravis en dystrophia myotonica
126
ectropion
naar buiten gedraaide rand van het onderooglid door dat de rand verslapt is door veroudering, verlamming, verlittekening of omdat er iets in het oog zit behandeling door lateraal inkorten. soms met openmaken traanpunt en huidtransplantatie
127
entropion
naar binnen gedraaid onderooglid kan door veroudering, verlittekening, aangeboren geeft klachten van irritatie en bedreigt cornea door wimpers behandeling door horizontale of verticale inkorting
128
klieren van meibom
mol en zeiss: maken lipidelaag die oog vochtig houdt
129
wat doet de assecoire traanklier
krause en wolfgang: maken mucine laag
130
hoe vindt de traanafvoer plaats
door knipper en aanspannen m orbicularis AANVULLEN
131
pinguecula vs ptergium
pinguecula is een lichtgele zwelling in het slijmvlies van het oog ptergium is het groeien van slijmvlies (bindvlies) in een driehoekige vorm over het hoornvlies beide behandelen met kunsttranen en ooggel, tegen zon beschermen. kan chirurgisch worden verwijderd
132
hyposphagma
subconjunctivale bloeding vaak bij ouderen, door persen, hoesten
133
episcleritis
ontsteking diepe conjunctiva en oppervlakkige sclera (episclera) roodheid maar geen pijn, geen fotofobie 60% idiopatisch. kan ook auto immuun, infectieus of medicamenteus
134
scleritis
door auto immuun, infectie of post traumatisch geeft wel pijn, diepe roodheid
135
keratitis
altijd denken aan bverwekker (schimmrel, bacterie, virus, parasiet) en contactlensgebruik!
136
uveitis
ontsteking iris, choroidea, corpus ciliare kan door infectie, auto immuun of trauma pijn, roodheid, visusdaling
137
accuut glaucoom
vaak gepaard met braken en veel pijn roodheid, doffe cornea, lichtstijve pupil, ondiepe voorste oogkamer
138
kind van 4 jaar gezien dat hoest, kortademig is en uitwendig hoorbaar een belemmerde ademhaling heeft (stridor) meest waarschijnlijke dd
Laryngitis subglottica.
139
bellfenomeen
oogbol draait naar laterocraniaal
140
anteroseptaal infarct waar defect wss
r. interventricularis anterior (LAD)
141
met een oog vinger niet goed volgen, waar zit probleem wss
pons
142
wat doen bij acute verslechtering sepsis
vullen
143
welk soort spierweefsel komt vooral voor in de tractus digestivus
glad spierweefsel
144
wat geven bij diabetische ketoacidose naast insuline
kalium, wordt bij laag insuline cel uit verplaatst, kan bij toediening insuline opeens heel snel dalen
145
Welke cellen in de lever zijn verantwoordelijk voor het controleren van het binnenstromende portale bloed op de aanwezigheid van pathogene bacteriën of celfragmenten?
kupffercellen
146
waaraan denken bij souffle, moeheid, splinterbloedingkjes en koorts
subacute bacteriele endocarditis
147
en voorwaarde voor het verlenen van deze crisismaatregel is
dat er bij ontslag een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de patiënt of de omgeving bestaat.
148
tweezijdige choanale atresie
verbinding neus en keel kans op verstikking doordat een pasgeborene van nature door de neus ademt
149
waarvoor is De Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) het overkoepelende orgaaan?
de Medisch Ethische Toetsings Commissies.
150
Een toename van wat veroorzaakt onder fysiologische omstandigheden een linksverschuiving van de zuurstofverzadigingscurve van hemoglobine.
pH
151
spinae iliacae posteriores superiores (SIPS) bevinden zich rond welke hoogte
s2
152
linker a. testicularis oorsprong
aorta
153
tumor die los te bewegen is met centraal punctum in huid
atheroomcyste
154
Teken van Cullen
wijst op acute pancreatitis Verkleuringen rondom de navel
155
auto-immuungastritis pathologische afwijkingen
destructie van pariëtaalcellen.
156
wleke medicatie wordt voorgeschreven bij bloedverlies postpartum en atonie van de baarmoeder
oxytocine
157
meest voorkomende bijwerking simvastatine
Spierpijnen en spierkrampen
158
Welke parameter voorspelt het optreden van een nieuw delier het beste?
delier in vg
159
target sign
teken van Ileocolische invaginatie
160
Via welke route wordt de katheter naar de linker dan wel rechter coronairarterie gebracht?
femoralis, a. iliaca externa, a. iliaca communis, aorta.
161
De HE-kleuring is een standaardkleuring in de histologie. In een HE-preparaat worden cellen gezien met een gelobde kern. Het cytoplasma is rijkelijk gevuld met granula. Welke cellen zijn dit?
eosinofiele granulocyten
162
wat is de meest waarschijnlijke verwekker bij ziekte na eten maar geen besmetting van omgeving
s aureus
163
dwarse midschacht-femurfractuur met dislocatie femur behandeling
mergpen
164
Wanneer stijgt de halfwaardetijd van een medicijn?
als het verdelingsvolume toeneemt
165
pijnlijke plekjes op het gehemelte, de tong en binnenkant van de wangen, lenticulairgroot diagnose
Aphthosis minor.
166
wat is het beleid na het vaststellen van erythema nodosum
onderzoek naar onderliggende oorzaak
167
Wat is de invloed van den ACE remmer op de renine en angiotensine II afgifte?
renine is verhoogd, die van angiotensine II is verlaagd (ACEremmer remt omzetting van angiotensine 1 naar 2)
168
Een 70-jarige man heeft reeds enkele dagen een pijnlijke zwelling onder de mediale ooghoek. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
Dacryocystitis.
169
Welke signaalstof zorgt voor een remming van maagzuurproductie door de pariëtale cellen?
somatostatine
170
binnen welke termijn moet een fundusfoto worden gemaakt na het vaststellen van diabetes type 2
3 maanden
171
Bij een 35-jarige man werd tijdens een sportkeuring een bloeddruk van 200/120 mm Hg gemeten. Hij is verwezen naar zijn huisarts. Bij lichamelijk onderzoek vindt de huisarts behoudens centrale adipositas, een opvallend dunne huid en striae op de buik en billen en een BMI van 28 kg/m2. Indien sprake is van secundaire hypertensie, wat is dan de meest waarschijnlijke oorzaak bij deze patiënt?
cushing
172
eerstekeus behandeling bij ms
corticosteroiden
173
behandeling struma
totale thyreodectomie indien ernstige klachten en haast radioactief jodium vooral bij ouderen zonder haast
174
hoe heet een aanval bij kinderen waarbij zij gillend wakker worden tijdens de slaap en angstig zijn
Pavor nocturnus.
175
wat is de meest voorkomende bijwerking van een ace remmer
hoesten ace remmers
176
Uit welke twee venen ontstaat de vena portae?
V. mesenterica superior en v. lienalis.
177
waarop eindigen ACE remmers en wat is de meest voorkomende bijwerking
-ipril prikkelhoest
178
waarop eindigen Ca kanaal remmers en wat is de meest voorkomende bijwerking
-dipine oedeem perifeer
179
waarop eindegen beta blokkers en wat is de meest voorkomende bijwerking
-olol misselijkheid
180
waarop eindigen cholesterolremmers en wat is de meest voorkomende bijwerking
-statine spierpijn en rhabdomyolyse
181
De initiële fase van fromtotemporale dementie wordt meestal vooral gekenmerkt door:
achteruitgang persoonlijke hygiene
182
Wat is de eerste stap in de behandeling van een hepatocellulair adenoom bij iemand die rookt, drinkt en anticonceptiepil gebruikt?
anticonceptiepil staken kleiner dan 5cm niet verwijderen
183
Welke psychiatrische medicament heeft de sterkste relatieve contra-indicatie tijdens zwangerschap vanwege de kans op teratogene bijwerkingen?
lithium
184
welke indicator, naast de hoeveelheid sigaretten per dag, geeft het beste de nicotineafhankelijkheid weer
de behoefte om binnen 30 min na opstaan te roken
185
Welke advies moet worden meegeven bij een patient met een pneumonie en een splenectomie in de vg, naast het vaccineren?
Patiënt krijgt een dosis antibiotica mee voor het geval dat hij koorts ontwikkelt.
186
Wat is de beste diagnostische vervolgstap om de Helicobacter aan te tonen?
feces antigeen test
187
eestegraads AV block kenmerken
te lang PR interval
188
tweedegraads type 1 wenckebach AV block kenmerken
PR-interval wordt steeds langer tot 1 QRS-complex wegvalt
189
tweedegraads type 2 morbitz AV block kenmerken
PR-interval heeft constante lengte, maar systematisch mist een QRScomplex (bijv. 3:1/3:2
190
derdegraads AV block kenmerken
geen relatie tussen P-top en QRS-complex (AV-dissociatie)
191
Een 75-jarige patiënt, bekend met hartfalen, bezoekt de spoedeisende hulp in verband met toename van dyspnoe. Bij lichamelijk onderzoek ziet de arts een tachypnoïsche patiënt. Er is een opvallende blauwverkleuring van zijn vingers. Tong en mondslijmvliezen hebben een normale roze kleur. Welke conclusie ten aanzien van arteriële zuurstofspanning en zuurstofextractie in de weefsels is het meest juist?
Normale arteriële uurstofspanning, toegenomen zuurstofextractie weefsels.
192
Een 23-jarige vrouw komt op de spoedeisende hulp omdat zij een overdosis van de benzodiazepine temazepam heeft genomen:10 tabletten à 10 mg. Dit is 10 uur geleden gebeurd. Lichamelijk onderzoek toont geen afwijkingen inclusief een helder bewustzijn. Wat is nu uit toxicologische overwegingen het aangewezen beleid?
geen somatische interventie
193
welke leverwaardes zijn verhoogd bij alcoholabusus
gamma GT en ASAT
194
wat doen carboanhydraseremmers?
De pH van het bloed gaat omlaag, de pH van de urine gaat omhoog in de proximale tubuluscel bewerkstelligd
195
Een 45-jarige patiënt heeft een ernstige pernicieuze anemie. Wat zal het effect van het toedienen van vitamine B12 op het MCV van de rode bloedcel? Het MCV zal:
afnemen
196
ottawa ankle rules
Onmogelijkheid om de aangedane enkel te belasten (oftewel: 4 stappen kunnen zetten) Drukpijn achter de mediale malleolus Drukpijn achter de laterale malleolus Drukpijn op de basis van de 5e metatarsale Drukpijn op het os naviculare
197
eerste keus behandeling bij tia
clopidogrel
198
Een vrouw van 28 jaar is HBsAg-positief. Zij heeft zojuist het leven geschonken aan een welgeschapen, voldragen dochtertje. De apgarscores zijn optimaal en bij lichamelijk onderzoek is het kindje in prima conditie. Vaccinatie van deze baby tegen hepatitis-B dient te geschieden:
direct na de geboorte
199
ruptuurgradaties bevalling
1e graads: alleen de huid/vaginawand 2e graads: idem als 1e graads met onderhuidsweefsel en spier 3e graads: subtotale ruptuur; dezelfde letsels als bij een 2e-graadsruptuur, maar hier is ook de musculus sphincter ani externus ingescheurd 4e graads: totale ruptuur; hierbij zijn de musculus sphincter ani externus en het anale kanaal tot en met de mucosa geruptureerd
200
Na een uterusextirpatie is de kans op het krijgen van een prolaps:
verhoogd
201
wat zorgt voor de grootste krachtstoename in een skeletspiervezel in een gezond persoon?
frequentie van actiepotentialen.
202
Een 40-jarige vrouw heeft sinds 2 maanden kleine pustels op de kin zonder comedonen. Zij is bekend met seborroïsch eczeem o.a. in het gelaat en gebruikt daarvoor lokaal milde corticosteroïden en ketoconazolcrème. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk bij de afwijkingen op de kin?
periorale dermatitis
203
meest voorkomende veroorzaker HUS
Enterohemorragische Escherichia coli.
204
gynaecomastie, een bolle buik en spider naevi op de borst en op de rug. Bij percussie is er demping in de flanken, die verschuift als de patiënt op zijn zij gaat liggen. Bij palpatie is er sprake van kleine testes. meest waarschijnlijke diagnose
Gedecompenseerde levercirrose.
205
De incidentie van actief resusantagonisme bij pasgeborenen is in de laatste decennia sterk afgenomen. Deze afname is het gevolg van de profylactische toediening van een bepaald immunoglobuline, welke
het anti-D-immunoglobuline;
206
wat is het doel van ors bij cholera
herstel opname natrium ionen door de darmwand
207
De AB0-bloedgroepgenen liggen op chromosoom 9. Deze genen coderen elk voor een specifieke:
glycosyltransferase
208
Welk enzym is het belangrijkst voor de opname van glucose door de hersenen bij lage glucoseplasmaspiegel?
hexokinase
209
Voor welk percentage van alle ervaren klachten wordt in Nederland de huisarts geconsulteerd?
10%
210
waarop wijzen kerley b lijnen
gestuwde interlobulaire septa;
211
wat is een belangrijke reden om spoed osteosyntheses uit te voeren bij multipele breuken
adult respiratory distress syndrome voorkomen vetemboliesyndroom voorkomen
212
Het ovariumcarcinoom verspreidt zich bij voorkeur:
via de peritoneale vloeistofstroom
213
welk medicament eerste keuze bij dyspepsie
Algeldraat
214
Wat zijn de meest voorkomende neurotransmitters in het centrale zenuwstelsel?
Glutamaat en gamma-aminoboterzuur (GABA)
215
Welke bevinding bij het lichamelijk onderzoek maakt een dreigende miskraam het meest waarschijnlijk?
De baarmoedermond is bij vaginaal toucher voor 1 vinger toegankelijk.
216
Welk dermaticum hydrateert de hoornlaag het meest effectief?
zalf
217
welke antistoffen zijn te meten bij SLE
anti-ds-DNA-antistoffen
218
De kniepeesreflex is een monosynaptische reflex. Waar in het centraal zenuwstelsel bevindt zich de synaps?
De ventrale hoorn van het ruggenmerg
219
In de gangbare DSM is voor sommige psychiatrische stoornissen tevens de leeftijd van het ontstaan van de klachten opgenomen in de diagnostische criteria. Dit geldt met name voor:
persoonlijkheidsstoornissen
220
In welk deel van de gevallen treedt restloze genezing (zonder cosmetische klachten met incidenteel zeer lichte pareseklachten) op bij een "aangezichtsverlamming van Bell" zonder behandeling? Bij ongeveer:
70%
221
(SRY) is gelokaliseerd op het Y-chromosoom en codeert voor:
een transcriptiefactor die aanzet tot de vorming van de testis
222
Een 60-jarige man wordt bij routineonderzoek van de urine microscopische hematurie gevonden. Er is geen proteïnurie en hij heeft geen andere klachten. In het kijksediment van de urine is er sprake van een monomorfe erytrocyturie met enkele dysmorfe erytrocyten (<10%). Dit beeld past het best bij een:
urologische ziekte
223
Een 5 dagen oud meisje wordt op het spreekuur gezien. Ze drinkt nog niet zo goed. Bij lichamelijk onderzoek is de zuigeling licht icterisch, ze heeft een grote voorste fontanel en een grote tong, en is erg hypotoon, verder zijn er geen afwijkingen. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
Congenitale hypothyreoïdie (CHT).
224
Een neonaat met cyanose heeft een tetralogie van Fallot met hierbij ernstige pulmonalisstenose. De ductus Botalli is nog open. Het juiste beleid ten aanzien van de ductus Botalli is:
medicamenteus openhouden
225
onderscheid hydrocele, spermatocele en varicocele
hydrocele - klein en voelt zacht, soms pijn. met lampje te zien. door ontsteking, ongeluk, eerdere operatie. spermatocele - meestal geen pijn. Echo hypodens, nodig ter bevestiging. door ontsteking of na een ongeval varicocele - meestal aan de linkerkant, meestal geen last, soms wel bij staan, inspanning, hoesten, inspanning
226
Bij een 43-jarige man met een anuscarcinoom wil de huisarts de primaire klieren onder¬zoeken. Waar bevinden zich de primaire lymfeklieren van de huid in de anus?
Inguinaal.
227
Bij een pasgeborene wordt bij het uitzuigen van de luchtwegen een dubbelzijdi¬ge neusobstructie vastgesteld. De meest waarschijnlijke oorzaak is:
choanale atresie
228
Maligne hyperthermie is een zeer gevreesde complicatie van toediening van inhalatieanesthetica zoals sevofluraan. Deze stoornis begint met een afwijking in het intracellulaire transport van het ion:
calcium
229
Bij behandeling van hyperthyreoïdie met thionamiden duurt het enige weken voordat het niveau van het schildklierhormoon gedaald is. Hoe komt dit?
Eerst worden de grote voorraden schildklierhormoon die zijn opgeslagen in de schildklier afgegeven.
230
Welke profylac-tische behandeling is de eerste keus ter voorkoming van een eerste varices-bloeding?
Niet-selectieve bètablokkade.
231
In de renale tubuli wordt H+ onder meer uitgescheiden door een membraaneiwit dat een uitwisseling veroorzaakt tussen H+ en een ander ion. Dit andere ion is:
Na+.
232
medicatie die eindigt op ipril
ace remmer verlagen bloeddruk en laten hart efficienter samentrekken (bij hartfalen) meest voorkomende bijwerking prikkelhoest
233
medicatie die eindigt op dipine
ca kanaal antagonisten verwijden perifere en coronaire vaten, tragere geleiding av knoop meest voorkomende bijwerking oedeem perifeer
234
235
medicatie die eindigt op statine
cholesterolverlagers remmen ompetitief het enzym HMG-CoA-reductase, wat zorgt voor aanmaak in de lever meest voorkomende bijwerkingen zijn spierpijn en rhabdomyolyse
236
verschillende soorten dementie
alzheimer - eerst geheugenverlies vasculair - symptomen afhankelijk van gebied aangedaan, verlamming frontotemporaal - jonge leeftijd, gedrag, taalstoornis/spraak lewy body - hallucinaties, trillen en beven, stijfheid (lijkt op parkinson maar geheugen binnen <1j aangedaan), schommelend
237
Factor-V-Leiden wordt gekenmerkt door een enkele aminozuurverandering (Arg506Gln) in stollingsfactor V. Wat is het effect van deze verandering in factor V?
Deze kan minder gemakkelijk geknipt worden door geactiveerd proteïne C
238
Een diffuus grootcellig B-cel lymfoom heeft over het algemeen een relatief goede prognose. Waaruit bestaat de behandeling meestal?
Chemotherapie.
239
Wat moet men vermijden bij de opvang van een patiënt met epiglottitis?
Een thoraxfoto maken in liggende houding
240
welke binucleaire cellen met prominente nucleoli, de zogenaamde ‘uilenogen’ zijn geassocieerd met Hodgkin-lymfoom?
Reed-Sternberg cellen
241
Met het begrip continue gegevens (continuous data) wordt bedoeld
gegevens die alleen bij benadering gemeten kunnen worden
242
Wat is de meest voorkomende oorzaak van een neusbloeding bij jongeren?
trauma
243
De ureter kruist de a. iliaca communis bij de ingang van het bekken. Waar ligt de ureter hier ten opzichte van de a. iliaca communis?
Ventraal
244
Welke bevinding bij het lichamelijk onderzoek ondersteunt de diagnose invaginatie?
Pijn bij druk in de linker fossa iliaca verder klein beetje helderrood bloed op de ontlasting, geen relatie tussen het voeden, het krijgen van ontlasting en de klachten
245
Wat is van klinische relevantie bij een dysplastische naevus naevocellularis?
Het is een potentiële marker of precursor voor melanoom
246
Een 47-jarige man ontwikkelt twee dagen na een insectenbeet een rode, scherp gedemarqueerde plek met een doorsnede van 20 cm. Hij heeft daarbij hoge koorts en braakt. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
Erysipelas
247
Een 2-jarige jongen komt op het spreekuur van de huisarts met een uitgebreide huidafwijking. De huisarts stelt de diagnose nattend atopisch eczeem en wil lokale therapie voorschrijven met een corticosteroïd. Welke basis komt bij deze nattende huidafwijking het meest in aanmerking?
lotion
248
TNM stadia
T1 = <2cm T2 = 2-5cm/door het kapsel T3 = >5 cm/buiten het orgaan T4 = infiltrerend/inflammatoir N0 = niet uitgezaaid naar lymfeklieren N1 = <4 klieren N2 = 4-9 klieren N3 = meer dan 9 klieren M0 = geen uitzaaiingen M1 = uitzaaiingen
249
Case-control
includeren op basis van ziek/niet ziek → vervolgens blootstelling aan risicofactoren beoordelen (retrospectief)
250
Cohort
: includeren op basis van gemeenschappelijke kenmerken → vervolgens: * 1. Volgen in de tijd en uitkomsten observeren (prospectief), of: * 2. Data uit verleden gebruiken om risicofactoren te achterhalen (retrospectief)
251
Cross-sectioneel
meten op een specifiek punt van risicofactor, uitkomstmaat of beiden
252
RCT
random toewijzen aan behandel- of placebogroep
253
Cross-over
alle patiënten ontvangen beide behandelingen (in random volgorde) (vaak longitudinaal)
254
gepaarde en ongepaarde t toets afhankelijke en onafhankelijke soort variabelen
afhankelijk: numeriek onafhankelijk: dichotoom (kan slechts twee waarden aannemen) (gepaard dan twee maal of vaker data afgenomen bij zelfde personen)
255
Chi-kwadraat toets soort variabelen
categorisch
256
Lineaire regressie soort variabelen
afhankelijk: numeriek onafhankelijk: Categorisch en/of numeriek
257
Logistische regressie soort variabelen
afhankelijk: categorisch onafhankelijk: Categorisch en/of numeriek
258
fasen in hemostase
Primaire hemostase * Reactieve vasoconstrictie * Plaatjesactivatie → meer vasoconstrictie (tromboxaan A2 vrij door cox1 thrombo) + plaatjesaggregatie. plakt aan von willebrand in endotheel Secundaire hemostase * Stollingscascades → trombine wordt gevormd * Fibrinogeen wordt omgezet in fibrine → netwerk om de plaatjes heen Fibrinolyse * Plasminogeen wordt omgezet naar plasmine (door t-PA) * Plasmine lost het fibrinenetwerk op
259
wat is rivaroXaban, waarop grijpt het aan
een DOAK op factor X
260
wat is daBIgatran, waarop grijpt het aan
een DOAK op factor II (thrombine)
261
Actief partieel tromboplastinetijd (aPTT)
onderzoekt intrinsieke stollingscascade glas --> XII --> X --> II (thrombine) --> fibrinogeen naar fibrine
262
Protrombinetijd (PT)
Onderzoekt extrinsieke cascade tissue factor --> VII --> X --> II (thrombine) --> fibrinogeen naar fibrine
263
International normalized ratio (INR)
PTpatiënt/Ptnorm
264
welke factor is aangedaan bij hemofilie A?
Acht VIII
265
welke factor is aangedaan bij hemofilie B
9 IX
266
welke factor is aangedaan bij hemofilie C?
11 XI
267
verschil tussen trombofilie en hemofilie
trombofilie - bloed stolt te gemakkelijk hemofilie - bloed stolt niet gemakkelijk genoeg
268
factor V leiden
trombofilie factor V werkt te lang door doordat APC niet remt prevalentie 5%
269
von willebrandziekte
laag vwf minder activering VIII aptt verhoogd
270
bilirubinecyclus
-Mechanische filtratie milt -Macrofaag breekt hemoglobine in heam+globine, haem in biliverdine en ijzer -bloed vormt bilirubine-albuminecomplex -leverconjugatie via glucuronyltransferase - in darm Omzetting via bacteriën naar stercobiline of urobilinogeen - opgenomen, uitscheiden via nieren
271
ionen in zenuwen, hoe rustpotentiaal behouden
[Na+]: intracellulair laag, extracellulair hoog * [K+]: intracellulair hoog, extracellulair laag Rustmembraanpotentiaal: -70 mV. Dankzij 3Na+ /2K+-ATPases
272
hoe komt depolarisatie tot stand:
openen natriumkanalen → influx natrium → positiever membraanpotentiaal (van binnen)
273
Hoe komt repolarisatie tot stand:
openen kaliumkanalen → efflux kalium → negatiever membraanpotentiaal (van binnen)
274
Hoe ontstaat plateaufase in gladde spiercel:
gevolg van het opengaan van L-type calciumkanalen in sarcoplasmatisch reticulum en celmembraan
275
vettransport na opname
opname enterocyt mbv lipase en galzuren; chylomicronen * Kleine lymfevaten (lacteals) * Cysterna chyli * Ductus thoracicus * Vena subclavia sinistra * Lever
276
verwerking vet vanaf lever
* VLDL: lever → adipocyten * Aldaar: afbraak triglyceriden door LPL (lipoproteïne lipase) en opname vetzuren. Glycerol naar lever voor gluconeogenese. * Hierna minder triglyceriden → dichtheid omhoog. Dus VLDL → IDL (intermediate density) * IDL → LDL (ten gevolge van spontane hydrolyse van triglyceriden in de circulatie) * LDL → weefsels met LDL-receptoren (lever, endotheelcellen, etc.). Aldaar: endocytose * HDL → productie HDL-deeltje in lever, haalt cholesterol op in periferie
277
hoe ontsttat hypovolemische shock door trauma:
1. Lage druk in afferente arteriolen nieren 2. Detectie van deze lage druk door granulaire cellen (rondom afferente arteriool) 3. Afgifte renine door granulaire cellen 4. Renine splitst angiotensinogeen (uit lever, circuleert altijd) om angiotensine 1 (AT-I) te vormen 5. AT-I wordt door angiotensin converting enzyme (ACE), met name in de longen, omgezet naar angiotensine-II (AT-II) 6. AT-II bindt aan ‘AT1 ’’-receptor en zorgt voor: 1. Perifere vasoconstrictie (meer bloed naar hersenen/hart) 2. Verhoogde afgifte van aldosteron uit bijnierschors 7. Aldosteron zorgt voor verhoogde reabsorptie natrium in verzamelbuizen nieren, door meer inbouw van apicale Na+ /K+ -uitwisselaars
278
SIADH
Syndrome of inappropriate ADH secretion (SIADH) * Te veel ADH productie → hyponatriëmie
279
Diabetes insipidus
Te weinig ADH-productie → hypernatriëmie, polyurie, polydipsie
280
soorten complement pathways
Klassiek * Antilichaam-antigencomplex * ‘Verworven immuniteit’ Lectine pathway * Mannose binding lectin (MBL) = plasma eiwit, bindt aan microbe oppervlakte * Aangeboren immuniteit Alternatieve pathway * Direct op microbe oppervlakte * Aangeboren immuniteit
281
Een vader draagt de Robertsoniaanse translocatie 21q14q. Wat is de kans dat een levend kind Down syndroom heeft?
1/3
282
Een vader draagt de Robertsoniaanse translocatie 21q21q. Wat is de kans dat een levend kind Down syndroom heeft?
100%
283
bOhr effect
O2 Omgekeerde Opname (afgifte dus) bij hogere T lagere pH hoog 2,2DPG
284
Haldane effect
afgifte CO2 bij lagere T hoge pH laag 2,2DPG
285
behandeling cva
* Behandeling: < 4,5 uur en geen contra-indicaties→ i.v. trombolyse met rt-PA * Te laat of stop op CT-A? → arteriële trombolyse (3-6uur) * Eerst nogmaals CT maken indien i.v. trombolyse is gedaan
286
Respiratoire alkalose oorzaken en bloedgas
Alveolaire hyperventilatie (hyperventilatie) hoog pH laag CO2 normaal HCO3
287
Metabole acidose oorzaken en bloedgas
Nierfunctieverlies * Ketoacidose (door bijv. DM type 1) * Geassocieerd met Kussmaul ademhaling laag Ph normaal CO2 laag HCO3
288
Metabole alkalose oorzaken en bloedgas
* Braken (verlies maagzuur) * Gebruik van thiazide- of lisdiuretica hoog pH normaal CO2 hoog HCO3
289
Wat draagt bij aan de waargenomen verandering in pH?
Als PaCO2 → respiratoire acidose/alkalose Als HCO3- → metabole acidose/alkalose
290
patiënt (vrouw, 39 jaar), gebruikt sinds geruime tijd derdegeneratiepil (anticonceptie) en blijkt Factor-V-Leiden te hebben. Hoe zal de zuurgraad van het bloed zijn in de acute fase van de longembolie?
Respiratoire alkalose
291
waarmee is Epstein-Barrvirus geassocieerd
Mononucleosis infectiosa Geassocieerd met burkitt-lymfoom, hodgkin-lymfoom en nasofarynxcarcinoom
292
verschil herpes type 1 en 2
Type 1: herpes labialis (koortslip), herpes genitalis Type 2: herpes neonatorum, herpes genitalis
293
typen Humaan papillomavirus
Type 6 en 11: condylomata accuminata Type 16 en 18: cervixcarcinoomtypen
294
influenza types
Type A: pandemie via antigene shift (een plotselinge verandering in genetische samenstelling ondergaat, waardoor een nieuwe stam ontstaat) Kan ook antigene drift Type B: epidemie via enkel antigene drift (geleidelijke verandering in genetische samenstelling ondergaat, waardoor een andere, maar enigszins vergelijkbare genetische samenstelling)
295
behandeling influenza
amantadine of oseltamivir
296
Grampositief vs. gramnegatief
* Grampositief: peptidoglycaan * Gramnegatief: lipopolysaccharide (endothelin)
297
S. aureus gramkleuring en rangschikking
positieve kok in tros
298
s. pyogenes gramkleuring en rangschikking
positieve kok in keten
299
s pneumoniae gramkleuring en rangschikking
positieve kok in duplo
300
welke bacterien zijn Gramnegatieve staven
E. coli, Salmonella, Shigella, Campylobacter, Pseudomonas
301
rijksvaccinatieprogramma
Vanaf 6 weken: DKTP – Hib – HepB – Pneu D: difterie K: kinkhoest T: tetanus P: polio Hib: haemophilus influenzae B HepB: hepatitis B Pneu: Pneumokokken Vanaf 14 maanden: BMR – Meningokken B: bof M: mazelen R: rode hond Meningokokken ACWY
302
wat zijn eerste en tweede keuze antibiotica bij CAP
Eerste keuze antibioticum CAP: amoxicilline Tweede keuze CAP: doxycycline Streptococcus pneumoniae 75%
303
Ongecompliceerde UWI volgens SWAB:
- Gezonde, niet-zwangere vrouw > 12 jaar zonder systemische symptomen - Gezonde mannen < 40 jaar zonder systemische symptomen en geen eerdere uwi
304
Behandeling ongecompliceerde UWI eerste en tweede keus
1. Nitrofurantoïne 2. Fosfomycine
305
Clostridium difficile risicofactor en complicatie
antibioticagebruik en ziekenhuisopname complicatie: pseudomembraneuze colitis
306
Behandeling meningitis
* Antibiotica (hoge dosering) * Corticosteroïd: dexamethason (4d)
307
welke verwekker van meningitis zie je vaak bij ongevaccineerde kinderen
Haemophilus influenzae
308
welke verwekker van meningitis zie je vaak bij immuungecompromiteerden (zwanger, kind, hiv)
Listeria monocytogenes
309
syndroom van Waterhouse-Friderichsen
levensbedreigende meningitis door de meningokok met hemorragie van de bijnieren
310
waarop wijst een systolische souffle
aortaklep - stenose pulmonaalklep - stenose tricuspidalisklep - insufficientie mitralisklep - insufficientie
311
waarop wijst een diastolische souffle
aortaklep - insufficientie pulmonaalklep - insufficientie tricuspidalisklep - stenose mitralisklep - stenose
312
Uitstraling Aortaklepstenose
carotiden
313
Mitralisklepinsufficiëntie
linkeroksel
314
harttonen
* Je hoort alleen het sluiten van kleppen * S1: sluiten van eerst mitralis, dan tricuspidalis * S2: sluiten van eerst aorta, dan pulmonalis * S3: rapid filling (bij jongeren), of hartfalen (bij ouderen) * S4: atrial kick (bijv. linkerventrikelrigiditeit)
315
Pulsus paradoxus
>10 mmHg daling bij inspiratie Lagere polsdruk bij inspiratie, want longen trekken bloed weg van periferie Pulsus paradoxus kan versterkt zijn bij constrictie van hart, zoals tamponade/pericarditis (waardoor onvermogen goed te vullen)
316
astma
obstructief Tiffenau index: FEV1/FVC <0,7 laag FEV1 normaal FVC reversibel met salbutamol
317
copd
obstructief Tiffenau index: FEV1/FVC <0,7 heel laag FEV1 laag FVC reversibel met salbutamol
318
obstructieve longziekten
aandoeningen die het moeilijk maken om alle lucht uit de longen te ademen astma copd longemfyseem
319
restrictieve longziekten
hebben moeite om hun longen volledig met lucht te vullen scoliose sarcoidose longfibrose
320
Pernicieuze anemie
* B12-deficiëntie veroorzaakt door atrofische gastritis: * Destructie pariëtaalcellen * Verminderde productie intrinsic factor (IF) * Minder IF-vitamine B12 complexen * Minder vitamine B12 absorptie (in het terminale ileum)
321
soorten cellen in de maag
D cel - maakt somatostatine G cel - maakt gastrine hoofdcel - maakt pepsinogeen ECL cel - maakt histamine slijmbekercel - maakt mucus
322
welke soort thalassemie is het ergst
slechte vorming hb door slechte vouwing. kwantitatief probleem Hb-bètaketen beta is erger Alpha-thalassemie: alpha-globine werkt niet goed * Geen heel groot probleem → bèta-ketens functioneren redelijk zonder de alpha-ketens Bèta-thalassemie: bèta-globine werkt niet goed * Ernstig als homozygoot (= bèta-thalassemie major)
323
is sikkelcel kwantitatief of kwalitatief probleem
: kwalitatief probleem Hb-bètaketen (vorm)
324
waarom zit er vitamine c in ijzertabletten
* Heemijzer ontstaat in een zure omgeving (maag) uit non-heemijzer * IJzertabletten bevatten vitamine C (ascorbinezuur): deze reduceert non-heemijzer tot heemijzer
325
Acute lymfatische leukemie (ALL) bij jongeren (< 20 jaar) meest voorkomende oorzaak
Philadelphia chromosoom (translocatie van locus uit chromosoom 9 naar chromosoom 22, waardoor op chromosoom 22 het BCR-ABL oncogen ontstaat) wel gunstige prognose
326
verschil crohn en collitis ulcerosa
crohn: Krampende buikpijn Vitamine B12 deficiëntie Ileïtis (distale ileum) Skip lesions Cobblestoning (keistenen) Niet-verkazende granulomen Fissuren, abcessen Colitis ulcerosa: Bloedige diarree Continue inflammatie van anus naar proximaal Pseudopoliepen Toxsich megacolon
327
Coeliakie uitlokkendefactor, aantoning en complicatie
reactie op gliadine-antigeen Diagnose: * Serologisch (IgA): anti-tissue-transglutaminase (anti-TTG), anti-endomysium antilichaam * Endoscopie, voor definitieve diagnose: (1) vlokatrofie zichtbaar en (2) deze verdwijnt na een eliminatiedieet dermatitis herpetiformis
328
hashimoto aantonen
Anti-TPO, anti-TG
329
Morbus Graves aantonen
Hoog T4 Laag TSH Anti-TSH-R
330
Bijschildklieren werking
Parathyreoïdhormoon (PTH): houdt [Ca2]plasma hoog, door: * Stimulatie renale reabsorptie calcium en renale activatie vitamine D * Stimulatie osteoclasten * Verhoogde enterale opname calcium Hyperparathyreoïdie geeft hypercalciëmie en hypofosfatemie * Gevolgen: o.a. tetanus en hartritmestoornissen Hypoparathyreoïdie geeft hypocalciëmie en hyperfosfatemie
331
pathway insuline vrijgeven
GLUT2 opname Verhoogd glucose intracellulair * Meer ATP * Sluiten van K+ -kanalen → kalium kan niet naar buiten * Depolarisatie * Exocytose vesikels met insuline en C-peptide (1:1, splitsing van pro-insuline) - kan gebruikt voor auto mutilatie uitsluiting
332
verschil GLUT 2 en GLUT4
GLUT2: insuline-onafhankelijk, pancreas GLUT4: insuline-afhankelijk, spieren/adipocyten, etc
333
fases in DM2
eerste fase: meer glucose afgifte compenseert minder gevoelige receptoren, normale glucosewaarden. Leefstijlinterventie tweede fase: niet meer te compenseren, glucose > 6,9 mM. Biguanides, zoals metformine derde fase: decompensatie. Te weinig insulineproductie. Sulfonylureumderivaten (verhogen insulineproductie door de pancreas). Bij onvoldoende effect: Insuline spuiten
334
diagnose diabetes
Diagnose middels glucose: nuchter > 6,9 mM of niet-nuchter > 11 mM
335
Fractionele Natriumexcretie (FNE)
na in urine/plasma Lage FNE, weinig natrium in urine * Prerenale oorzaak → trage flow door nieren, dus veel natriumreabsorptie, bijvoorbeeld bij hypovolemie of NSAID-gebruik Hoge FNE, veel natrium in urine * Renale of postrenale oorzaak → schade aan tubuli, waardoor lage reabsorptiecapaciteit van natrium, dus veel verlies natrium in urine
336
nefrotisch syndroom kenmerken
hypoaluminemie hyperlipidemie heel veel proteinurie oedeem
337
nefritisch syndroom kenmerken
ontstoken glomeruli hypertensie oligurie hematurie IgA nefropathie meest voorkomende oorzaak
338
wat maken de bijniermerg en bijniershors
merg: catecholaminen (80% adrenaline, 20% noradrenaline) schors: steroïden (cortisol, aldosteron, sex-hormonen)
339
Syndroom van Conn
* Hyperaldosteronisme door bijv. bijnieradenoom * Hypernatriëmie (hypertensie) en hypokaliëmie (cardiale aritmieën en zwakte) * Aldosteron zorgt voor inbouwen van 3Na+ /2K+ -uitwisselaars in verzamelbuis nieren, dus natriumreabsorptie en kaliumverlies
340
Ziekte van Addison
* Hypoaldosteronisme, hypocortisolemie * Oorzaak meestal auto-immunologisch * Kenmerkend zijn hypoglykemie, hyponatriëmie en hyperkaliëmie
341
onderscheid alcoholische en niet alcoholische hepatitis
Als non-alcoholische hepatitis (e.g. virale hepatitis): ALAT > ASAT Als alcoholische hepatitis: ASAT > ALAT (want alcohol beschadigt naast lever ook andere cellen, uit alle cellen komt ASAT)
342
Gell en Coombs type 1 hypersensitiviteitsreactie
IgE gemedieerd IgE, Th2-cel, mestcel, eosinofiel, histamine, leukotriënen <30m Hooikoorts, urticaria, anafylaxie, atopisch astma, atopisch eczeem
343
Gell en Coombs type 2 hypersensitiviteitsreactie
antilichaam gemedieerd IgM/IgG, complement <3m Syndroom van Goodpasture, transfusiereactie
344
Gell en Coombs type 3 hypersensitiviteitsreactie
immuuncomplex gemedieerd Immuuncomplexen van IgM/IgG en circulerende antigenen, complement 4-8u Post-streptokokken glomerulonephritis, serumziekte
345
Gell en Coombs type 4 hypersensitiviteitsreactie
T cel gemedieerd CTL, Th1- en Th17-cel, cytokines >24h Contacteczeem, diabetes mellitus I, psoriasis, ziekte van Crohn, lepra, sarcoïdose
346
verschil inflammatoire en niet niet inflammatoire gewrichtspijn
inflammatoir: vooral <50j, lang last van ochtendstijfheid, beweging verbeterd klachten niet inflammatoir: vooral>50j, kort last van ochtendstijfheid, rust verbeterd klachten
347
SpA (spondylartropathie) kenmerken
Asymmetrische oligoartritis 20 – 40 jaar SI-gewricht, enthesen (m.n. achillespees) bijkomende mogelijke klachten: Uveïtis anterior, psoriasis, IBD RF seronegatief, HLA-B27
348
soorten Spondylartropathie (SpA)
M. Bechterew (ankyloserende spondylitis) * Eindstadium: ankyloserende wervelkolom met syndesmofyten Reactieve artritis * Een auto-inflammatoire, steriele artritis die immunologisch wordt uitgelokt door een infectie. Uitlokkers: * Gastro-intestinaal (Campylobacter, Salmonella, Shigella) * Urogenitaal (Chlamydia, gonorroe) * Syndroom van Reiter: urethritis + artritis + conjunctivitis Artritis psoriatica * Meestal bij patiënt die reeds psorasis vulgaris heeft * Typisch: dactylitis (worstvingers/-tenen), voorkeur voor DIP-gewrichten
349
verschil jicht en pseudojicht
jicht: vooral in MTP-1 (grote teen) en Enkel Urinezuur/uraat kristallen Man, overgewicht, alcohol, hart-vaatziekten, rood vlees consumptie, diuretica pseudojicht Vooral Knie, Pols, elleboog, schouder Calciumpyrofosfaat kristallen Vrouw, ouderen, diuretica
350
behandeling acute jicht
1) NSAID’s / prednison, (2) colchicine Onderhoudsbehandeling jicht: (1) allopurinol * Bij tophi of een voor de patiënt onacceptabel aantal recidieven per jaar
351
wat gebeurt er met de biologische beschikbaarheid van tetracycline-antibiotica en H2 -antagonisten als ze samen met ijzer worden ingenomen?
Gaat omlaag, want ijzer vormt onoplosbare complexen met deze medicatie
352
metabolisatie medicatie
CYP450 interacties; first-pass effect * Fase I en fase II reacties → zodat stof geklaard kan worden * Fase I: stof wordt meer hydrofiel door toevoeging OH-groep * Fase II: stof wordt meer hydrofiel door toevoeging van groter molecuul, zoals glucuronide
353
verschil cox1 en cox2
* COX-1: housekeeper (vasoconstrictie, plaatjesaggregatie, maagbescherming). vormt uit arachidonzuur tromboxaan A2 (vasoconstrictor,plaatjesaggregator) en prostaglandines die de maag beschermen * COX-2: inflammatoir (pijn, inflammatie). vormt uit arachidonzuur prostaglandines die pijn veroorzaken * Remming van COX-1 en COX-2 geeft * Anti-inflammatoir effect (cox2) * Bloedverdunnend effect (cox1) * Hoger risico op ulceraties aan maag en darm (door remming COX-1)
354
verschil naproxen en diclofenac
Naproxen (vooral COX-1 remming): minst cardiovasculair risico, hoog-ulcerogeen Diclofenac (vooral COX-2 remming): hoogst cardiovasculair risico, laag-ulcerogeen
355
Coxibs (celecoxib, rofecoxib)
Remmen alleen COX-2, waardoor wel anti-inflammatoir en pijnstillend effect, zonder remmend effect op maagbescherming * Hoger aanbod van arachidonzuur aan COX-1. Dus COX-1 zorgt voor meer maagbescherming, maar ook meer plaatjesaggregatie → risico op myocardinfarcten * Coxibs zijn dus gecontra-indiceerd bij ischemisch vaatlijden
356
medicatie astma
1. SABA (zoals salbutamol) bij aanvallen, of 10-15 minuten vóór een inspanning 2. Als ≥ 3 aanvallen per week: onderhoudsinhalatiecorticoïden + SABA 3. Bij geen verbetering, geef LABA erbij (salmeterol) Pas bij astmapatiënten op met: * Aspirine (vermindert prostaglandinesynthese, prostaglandines zijn bronchodilatoren) * Bètablokkers (zoals metoprolol), kunnen bronchoconstrictie geven
357
soorten diuretica
* Thiazidediuretica (hydrochloorthiazide): vooral antihypertensief effect → distale tubulus * Lisdiuretica (furosemide): vooral diuretisch effect → stijgende deel van de lis van Henle * Kaliumsparend versus niet-kaliumsparend * Niet-kaliumsparend: lisdiuretica en thiazidediuretica * Kaliumsparend: * Aldosteronantagonisten: spironolacton → verzamelbuis * Angiotensine II receptor antagonisten: losartan * Triamtereen: natriumkanaalremmer
358
nycturie kenmerken en behandeling
* Hoge osmolaliteit (>280 mOsM) → neurohypofyse secreteert ADH * ADH Bindt V2-receptoren in verzamelbuis * Aquaporines (AQP2) tot expressie komen aan apicale zijde * Meer waterreabsorbtie in verzamelbuis, geconcentreerdere urine * Bij nycturie bij kinderen, geef desmopressine (ADH-analoog)
359
360
Thrombocytenaggregatieremmers
Trombocytenaggregatieremmers * Acetylsalicylzuur/aspirine/ascal/carbasalaatcalcium (allen synoniem) * Remming COX-1 → ↓ TxA2 → ↓ plaatjesaggregatie, ↓ vasoconstrictie * Bij intolerantie tegen acetylsalicylzuur: clopidogrel (P2Y12-remmer)
361
fontaine stadia
1 asymptomatisch, leefstijlinterventie 2a >100m (claudicatio intermittens), looptraining en ascal levenslang 2a <100m (claudicatio intermittens), looptraining en ascal levenslang 3 Ischemische klachten in rust en/of trofische stoornissen, chirurgisch en ascal levenslang 4 Ulcera of necrose of gangreen, chirurgisch en ascal levenslang
362
enkel arm index betekenis
aantonen vaatlijden SBP a. dorsalis pedis of a. tibialis posterior (links of rechts)/SBP a. brachialis van beide armen 1 meting: EAI < 0,8 → 3 metingen: EAI < 0,9
363
welke groepen hebben ace remmer niet als eerste keuze
mensen van afrikaanse afkomst dunne mensen oude mensen hebben zwakker raas, dan calcium/diuretica
364
behandeling hypertensie (niet afrikaanse afkomst) >50j
1. Thiazidediureticum of Ca-antagonist 2. ACE-remmer toevoegen 3. Combineer ACE-remmer, thiazidediureticum & Ca-antagonist
365
behandeling hypertensie bij afrikaanse afkomst
1. Thiazidediureticum óf Ca-antagonist 2. Thiazidediureticum én Ca-antagonist
366
behandeling hypertensie bij zwangerschap
* Labetolol * Nifedipine * Methyldopa
367
Coronairlijden medicatie
* β1-blokker: metoprolol, voor verlagen oxygen demand * Nitraten, voor verhogen oxygen supply via vasodilatatie
368
Hypercholesterolemie medicatie
* Statines (eerste keus is simvastatine), remmen HMG-CoA reductase * Ezetimibe: vermindert enterale cholesterolabsorptie * Galzuurbindende harsen (colestyramine): verlagen galzuurabsorptie
369
hypertrigliceridemie medicatie
Fibraten: verminderen hepatische synthese van VLDL (rijk aan triglyceriden)
370
behandeling embolie
levensbedrijgend zoals ruiterembolie niet trombolyseren! Farmacologische behandeling: 1. Start heparine (ten minste 5 dagen) én vitamine K-antagonist 2. Staak heparine bij stabiele INR > 2.0, continueer vitamine K-antagonist (3-6 maanden)
371
soorten heparines
Er zijn twee soorten te onderscheiden: * Low Molecular Weight Heparin (LMWH) * Alleen de actieve delen die factor X remmen zijn aanwezig * De halfwaardetijd is lang Unfractionated Heparin (UFH) * Polysaccharide niet geknipt, remt zowel factor X als II * De halfwaardetijd is kort
372
Behandeling reumatoide artritis
* Pijncontrole (NSAIDs of -coxibs) * Disease Modifying Anti-Rheumatic Drugs (DMARDs) * Methotrexaat (remt dihydrofolaat reductase, DHFR) → minder foliumzuurproductie * Werkt pas na 3 maanden * Om bijwerkingen te verminderen: foliumzuursuppletie * Glucocorticoïden: aan het begin van therapie, om de tijd tot in werking treden van methotrexaat te overbruggen * Slechte prognose/therapieresistentie: infliximab (TNF-α remmer, biological)
373
behandeling diabetes type 2
1. Start met biguanides, zoals metformine 2. Vervolg, indien onvoldoende resultaat, met SU-derivaten, zoals tolbutamide of glibizide 3. Vervolg, indien onvoldoende resultaat, met NPH-insuline (NPH = neuraal protamine hagedorn), een langwerkende vorm van insuline, die subcutaan geïnjecteerd wordt
374
behandeling bipolaire stoornis
lithium
375
behandeling psychose/schizofrenie/delier
Psychose/schizofrenie: * Haloperidol (eerste-generatie antipsychoticum) * Kans op extrapiramidale bijwerkingen, zoals tardieve dyskinesie * Clozapine (tweede-generatie) * Minder extrapiramidale bijwerkingen, maar wel kans op agranulocytose Delier (vaak in vraag ‘plukken aan dekentje’): * Haloperidol * Benzodiazepine (als alcoholonttrekkingsdelier)
376
behandeling Parkinson en bijwerking
levodopa (synthetisch dopamine) en MAO-B remmer * Bijwerking melkproductie
377
behandeling alzheimer en bijwerking
rivastigmine (acetylcholinesteraseremmer) * Cholinerge bijwerkingen
378
Indirecte hernia inguinalis
(vooral man) Hernia door lieskanaal Lateraal van a. epigastrica inferior
379
directe hernia inguinalis
Hernia direct door wand van buik Mediaal van a. epigastrica inferior, onder lig. Poupart
380
Hernia femoralis
(vooral vrouw) Hernia door femorale kanaal Onder lig. Poupart
381
Umbilicale hernia
Hernia door niet compleet sluiten umbilicale fascia Umbilicus
382
Omphalocele
Herniatie door umbilicale ring, bedekt door peritoneum
383
Gastroschisis
Herniatie door umbilicale ring, niet bedekt door peritoneum
384
zenkers divertikel
* Uitpuiling oesofagus door zwakke plek tussen m. cricopharyngeus medius en m. cricopharyngeus inferior * Voedsel blijft hier hangen → globusgevoel, dysfagie, foetor ex ore
385
Gastro-oesofageale refluxziekte (GERD) oorzaken, gevolgen
* Hiatale hernia: sliding (90%) of para-oesofageaal (10%) * Te behandelen met Nissen-fundoplicatie * Zollinger-Ellison-syndroom: gastrine-producerende tumor (gastrinoom) Strictuur: behandel met pneumodilatatie * Maligniteiten: zure aantasting leidt tot metaplasie van het plaveiselepitheel van de slokdarm tot kolomvormig epitheel (i.e.: Barrett oesofagus), een risicofactor voor oesofagus adenocarcinoom
386
Waar moet een galsteen obstructie geven om een pancreatitis te veroorzaken?
ductus choledochus, voorbij de ductus pancreaticus
387
Pancreatitis behandeling
Acuut (reversibel): meestal door galstenen * Expectatief, ondersteunend beleid Chronisch (irreversibel door fibrose): meestal alcohol, vaak ook galstenen * In later stadium is enzymsubstitutie nodig om steatorroe te voorkomen Pancreaskopcarcinoom: * Voer Whipple-procedure uit * Echter: geen Whipple bij lokale doorgroei of metastase (dan palliatief)
388
Cholelithiasis risicofactoren
FFFFFF → waar staan deze voor? * Fat, Female, Forty, Fertile, Fair, Family
389
Post-hepatische icterus: obstructie op welk niveau?
Ductus hepaticus communis of ductus choledochus
390
Cholecystitis: obstructie op welk niveau?
Ductus cysticus
391
Teken van Courvoisier
(1) icterus (2) palpabele galblaas (3) die niet pijnlijk is. W teken Pancreaskopcarcinoom
392
Pylorushypertrofie symptomen
* Explosief braken * Vaker bij jongetjes
393
Meckel-divertikel
* Gaat uit van klep van Bauhin (distale ileum) * Restant ductus omphalomesentericus (Vitellinus)
394
soorten Hernia’s neonaten
* Omphalocele: bedekt met peritoneum * Gastroschisis: niet bedekt met peritoneum * Hernia inguinalis bij jongetjes: indirect
395
Lower Urinary Tract Symptoms (LUTS) medicatie
Alpha-1 blokkers (tamsulosine): werkt meteen, ontspannen gladde spieren blaashals * Bijwerking: retrograde ejaculatie, orthostatische hypotensie 5-alpha-reductase remmers (finasteride): werken binnen half jaar, remmen de vorming van dihydrotestosteron (zeer potent) uit testosteron anders chirurgisch turp
396
Stress-incontinentie kenmerken
Urineverlies bij drukverhogende momenten (niezen, hoesten, sporten) door Verslapping spieren van de bekkenbodem (overgang, zwangerschap) Bekkenbodemfysiotherapie, sacrale neurostimulatie, transobturatortape (TOT)
397
Overloopincontinentie kenmerken
Druppelsgewijs urineverlies doordat de blaas overvol is Verminderde functie detrusor Afvloedbelemmering (e.g. BPH, overactieve bekkenbodem) Katheteriseren, verder afhankelijk van oorzaak
398
Urge-incontinentie
Plots dwingende aandrang, gevolgd door onwillekeurig urineverlies, want niet snel genoeg bij toilet Overactieve blaas UWI Diureticagebruik
399
urolithiasis diagnose en behandeling
Diagnostiek: * Echografie (dilatatie urinewegen proximaal van steen) * CT-urografie (met contrast) bij twijfel * Behandeling: * Kleine stenen (< 6 mm): expectatief, beperking vochtinname, naproxen/diclofenac * Grotere stenen: extracorporale shock-wave litotripsie (ESWL) * Zeer grote stenen: chirurgisch behandelen
400
Torsio testis:
* Acuut ontstane unilaterale scrotale pijn, cremasterreflex afwezig, vaak na seks * Risicofactor: bell-clapper deformity (testis niet vast aan tunica vaginalis) * Risico op ischemie testis door afknellen a. testicularis, tevens zwelling door afknellen plexus pampiniformis * Draai de testikels in eerste instantie naar lateraal, indien pijn toeneemt, probeer te draaien naar mediaal * Vervolgens bilaterale orchidopexie
401
Epididymitis:
* Pijnlijke zwelling unilateraal in scrotum * Craniaal op testis een langwerpige, gezwollen en drukpijnlijke epididymis palpabel * Echografie: geen translucentie
402
Rotator cuff spieren en inserite
supraspinatus, infraspinatus, teres minor, subscapularis * Functie: stabiliseren schoudergewricht (glenoid-kom is ondiep) * Drie spieren insertie op tuberculum majus humeri * Subscapularis insertie op tuberculum minus humeri
403
Supraspinatuspeestendinits symptomen
veel voorkomend * Pijn bij abductie (low painful arc, tussen 60-120 graden)
404
Acromioclaviculaire pathologie (AC, e.g. luxatie) symptomen
* Pijn bij abductie (high painful arc, vanaf 160 graden)
405
Welke hersenzenuw innerveert het voorste deel van de tong en verzorgt daarmee de smaak in dat deel van de tong?
Nervus facialis (VII)
406
n Oculomotorius
M. levator palpebrae superioris (trekt het bovenooglid omhoog), extra-oculaire oogspieren: mm. recti superior, medialis en inferior, m. obliquus inferior Parasympatische vezels naar m. ciliaris (accommodatie lens), m. sphincter pupillae (reguleren pupilgrootte)
407
n Trochlearis
M. obliquus superior
408
n Trigeminus
Sensibiliteit van gezicht, mond, anterieure 2/3 deel van tong, tongrand, nasale sinuses en meninges Kauwspieren (o.a. m. masseter), m. tensor tympani
409
n Facialis
Spieren van gezichtsexpressie, m. stapedius (regulatie spanning gehoorgeleidingsapparaat), m. orbicularis oculi (sluit de oogleden) Parasympatische vezels naar gl. lacrimalis en naar alle speekselklieren behalve gl. parotis (dus gl. submandibularis, sublingualis en buccale klieren) Smaak in anterieure 2/3 deel van de tong
410
n Glossopharyngeus
M. stylopharyngeus Parasympatische vezels naar gl. parotis Sensibiliteit van farynx en middenoor Smaak en sensibiliteit in achterste 1/3 van de tong Baro- en chemoreceptoren in glomus caroticum
411
n Vagus
Spieren van farynx (slikken) en larynx (stem) Parasympatische vezels naar hart, longen, tractus digestivus M. palatoglossus Sensibiliteit van meninges, farynx en epiglottis Baro- en chemoreceptoren in arcus aortae
412
n Accessorius
M. sternocleidomastoideus en m. trapezius
413
n Hypoglossus
Alle intrinsieke en extrinsieke spieren van tong, m.u.v. m. palatoglossus
414
behandeling cva
< 4,5 uur en geen contra-indicaties→ i.v. trombolyse met rt-PA * Te laat of stop op CT-A? → arteriële trombolyse (3-6uur) * Eerst nogmaals CT maken indien i.v. trombolyse is gedaan Secundaire preventie: * Antitrombotica: ascal + dipyridamol óf clopidogrel; (vit. K-antagonist bij AF) * Antihypertensiva, onafhankelijk van uitgangswaarde * Cholesterolverlaging: statine, onafhankelijk van uitgangswaarde
415
welke arterie aangedaan bij Halfzijdige zwakte of gevoelsstoornis van been
A. cerebri anterior
416
welke arterie aangedaan bij Halfzijdige zwakte of gevoelsstoornis van arm en gelaat en afasie
A. cerebri media
417
welke arterie aangedaan bij Homonieme halfzijdige uitval gezichtsveld
A. cerebri posterior
418
klachten bij hernia L4
pijn/sensibiliteitsverlies: Voorkant bovenbeen Motorisch verlies: Quadriceps verlaagd: Kniepeesreflex
419
klachten bij hernia L5
Pijn/sensibiliteitsverlies: Achterkant bovenbeen, voetrug, grote teen motorisch verlies: Dorsale flexoren voet en tenen Geen reflex verlaagd
420
klachten bij hernia S1
Pijn/sensibiliteitsverlies:Achterkant onderbeen, laterale voetrand, kleine teen motorisch verlies; Plantaire flexoren voet en tenen verlaagd: Achillespeesreflex
421
Trigeminusneuralgie:
* Heftige, plotse, eenzijdige pijn van het aangezicht * Duurt doorgaans seconden tot minuten * Uitgelokt door sensorische stimulatie (scheren, koude lucht, eten, praten)
422
Epiduraal hematoom kenmerken
- Arterieel (tussen schedel en dura) → snel - Op CT: convexe (bolle) hyperdensiteit
423
Subduraal hematoom kenmerken
- Veneus (ankervenen) → trager - Op CT: concave (holle) hyperdensiteit - Chronisch subduraal hematoom
424
Subarachnoïdaal hematoom kenmerken
- Aneurysma ruptuur (arterie): intense hoofdpijn - Meestal de a. communicans posterior (30%) of anterior (25%) of a. cerebri media (20%)
425
verschil egodystoon egosyntoon
egodystoon gaat tegen ego in en wordt daarom onderdrukt egosyntroon gaat niet tegen eigen ego in, wordt niet als storend ervaren door persoon zelf (wel door omgeving), wordt niet onderdrukt Obsessie is egodystoon Preoccupatie is egosyntoon
426
overdracht
het gevoel dat de patient krijgt bij de therapeut
427
tegenoverdracht
het gevoel dat de patient bij jou oproept
428
behandeling dementie
rivastigmine
429
behandeling delier
haloperidol of benzo
430
behandeling OCD
SSRI
431
Behandeling dysthymie
SSRI
432
behandeling depressie met psychotische kenmerken
TCA, haloperidol
433
behandeling schizofrenie
haloperidol clozapine
434
ander woord voor methylfenidaad
atomoxetine)
435
behandeling borderline
SSRI
436
behandeling boullimia
SSRI
437
Frontotemporale dementie
* Gedragsstoornissen in afwezigheid van geheugenstoornissen * Frontale kwab aangedaan → disinhibitie, stoornis in executieve functies
438
Lewybody dementie
* Pathologisch overeenkomstig met Parkinson * Gaat gepaard met visuele hallucinaties
439
Korsakov (officieel geen dementie)
* Vitamine B1-deficiëntie (thiamine) t.g.v. alcohol abusus en malnutritie * Belangrijkste symptoom: geheugenstoornis voor recente gebeurtenissen
440
Creutzfeldt-Jakob
* Zeldzaam; wordt veroorzaakt door gemuteerde lichaamseigen prionen
441
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
crisismaatregel en zorgmachtiging
442
Wet zorg en dwang (Wzd)
rechten bij onvrijwillige zorg
443
Criteria voor wilsbekwaamheid:
1. Kenbaar maken van een keuze 2. Begrijpen van relevante informatie 3. Het besef van de info in relatie tot eigen situatie 4. Logisch redeneren en overwegen van opties
444
Atopisch eczeem (constitutioneel eczeem) kenmerken, localisatie, type reactie
* Meest voorkomende eczeem (20% van kinderen), associatie met astma * Voorkeurslocatie kinderen: buigzijden elleboog en knie * Type-I-hypersensitiviteit
445
Allergisch contacteczeem locatie, type reactie
* Voorkeurslocaties: handen, voeten * Type-IV-hypersensitiviteit
446
verhoornende papel wijst waarop
Plaveiselcelcarcinoom
447
Basaalcelcarcinoom (BCC) (80%)
Het begint vaak als een glad, glazig knobbeltje waar soms kleine bloedvaatjes in te zien zijn. Het knobbeltje kan ook bruin van kleur zijn. Na verloop van tijd kan dit knobbeltje open gaan en bloeden waarna zich een zweertje vormt Metastaseert niet; groeit langzaam; behandelbaar * RF: zonlicht, ouderdom, Kaukasisch (1 op de 5)
448
Plaveiselcelcarcinoom (PCC) (15%)
* Keratosis actinica kan een voorloper zijn; ‘zonneschade’ van de huid; vnl. bij ouderdom; 1% ontwikkelt tot PCC * Metastaseert wel → palpeer lymfeklieren * RF: zonlicht, ouderdom, Kaukasisch, man
449
Melanoom (5%)
* Meest agressieve huidkanker * Uitgaande van melanocyten * RF: zonlicht (85%) en autosomaal dominant (15%) * Behandeling: 2-maal excisie
450
wat doen bij verdachte moedervlek
Een verdachte moedervlek mag nooit gebiopteerd worden. BCC en PCC mogen wel gebiopteerd worden
451
Breslow-dikte
5-jaarsoverleving * < 1,50 mm: 95% * > 3,00 mm: 40-50% exisiemarge < 2 mm (dun): 1cm > 2 mm (dik): 2cm
452
Henoch-Schönlein purpura
Wat: Systemische IgA vasculitis, type III hypersensitiviteit (immuuncomplexen met IgA) * Wie: Kind (meestal tussen 2-6 jaar) en soms jongvolwassene * Wanneer: Na bovenste luchtweginfectie (meestal) * Belangrijkste complicatie: Irreversibele nierschade * Beloop: Spontaan herstel binnen weken (recidiverend bij 1/3)
453
waaraan denken bij rood oog + Hevige pijn
Acuut glaucoom, keratitis
454
waaraan denken bij rood oog + Contactlenzen
Erosie / ulcus
455
waaraan denken bij rood oog + Droge ogen / reflextranen
Keratoconjunctivitis sicca
456
waaraan denken bij rood oog + Normale visus
Conjunctivitis
457
waaraan denken bij Meer mensen in omgeving met rode ogen
Virale conjuncitivitis
458
waaraan denken bij rood oog + Jeuk
Allergische conjunctivitis
459
Innervatie en functie M. orbicularis oculi
* → sluit het oog * CN VII (facialis)
460
Innervatie en functie M. levator palpebrae superioris
* → trekt het bovenooglid op * CN III (oculomotorius)
461
Innervatie en functie M. tarsalis superior
* → trekt het bovenooglid op * Sympathisch
462
pupilreactie route zenuwen
1. Licht 2. N. opticus (1 oog) 3. Nucleus accessorius 4. N. oculomotorius (beide ogen) 5. M. sphincter pupillae (beide ogen): pupilconstrictie
463
zicht bij cataract
Lichtverstrooiing dubbelzien met een oog
464
Maculadegeneratie
30% van 65+ers; Geleidelijk Slijtageproces macula lutea (gele vlek, scherpste punt van zien) Centraal scotoom (vlek in centrum); Metamorfopsie (vervorming van beeld) - Ruitjespatroonkaart van Amsler: metamorfopsie; - Indirecte fundoscopie: droge vorm (80%): drusen; natte vorm (20%): neovascularisatie
465
ablatio retinae
Veroudering glasvocht (krimpt, trekt terug van netvlies → loslating) Mouches volantes (troebelingen: stipjes, spinnetjes, draadjes) Lichtflitsen; Zwarte vlek in een hoek Contactlens fundoscopie
466
proef van weber en proef van rinne
Proef van Weber * Conductieve doofheid: Best hoorbaar aangedane oor (bv verstopping) * Perceptieve doofheid: Best hoorbaar in goede oor Proef van Rinne * Gestoord wanneer: Beengeleiding > luchtgeleiding → Conductieve doofheid * Normaal: Luchtgeleiding > beengeleiding een positieve rinne is normaal!
467
verschil bpdd, meniere, neuritis vestibularis, brughoektumor
bpdd: seconden tot minuten, geen gerhoorverlies, geen oorsuizen, door gruis meniere: uren, wel gehoorverlies, wel oorsuizen, door vochtophoping labyrinth neuritis vestibularis: dagen tot weken, geen gehoorverlies, geen oorsuizen, door infectie (weken eerder meestal) brughoektumor: maanden, wel gehoorverlies, wel oorsuizen
468
Welk hormoon is het hoogst tijdens tweede fase menstruatiecyclus
progesteron
469
Wanneer is FSH het hoogst
folliculaire fase
470
Wat is de functie van progesteron?
slijmlaag behouden voor innesteling Indien een zwangerschap uitblijft zal de productie van progesteron door het corpus luteum geleidelijk aan gaan dalen door een negatieve terugkoppeling: bij een zekere concentratie aan progesteron wordt de hypofyse geremd, daarmee ook de productie van LH
471
Wat geeft het corpus luteum af?
progesteron en een beetje oestrogeen
472
welke hormonen zitten in de mirena spiraal
levonorgestrel
473
Bevalling inleiden
1. >40 weken (postterm): vliezen strippen (dit stimuleert endogene prostaglandine productie, die verweken de cervix) 2. Bij dreigende serotoniteit (> 41w): inleiden bevalling, zeker bij afwijkende foetale controles 1. Foley-katheter (bij < 3 cm ontsluiting) 2. Prostaglandinen intravaginaal 3. Oxytocine intraveneus
474
Bacteriële vaginose (Gardnerella vaginalis) herkennen
dik vloeibare afscheiding, grijswit Clue’-cellen, weinig leukocyten rotte vislucht
475
Trichomoniasis herkennen
Waterdun, schuimend, geelgroene afscheiding leukocytose onaangename geur
476
bij welke vaginale infecties biedt KOH-preparaat zekerheid over de diagnose
- Aminetest is positief bij bacteriële vaginose → rotte vislucht die verergert - Bij vorming van hyphen → candida
477
bij welke vaginale infecties biedt NaCl-preparaat zekerheid over de diagnose
NaCl-preparaat: ‘clue’-cellen (bacteriële vaginose), trichomonas-flagellaten
478
wanneer wordt Mammasparend en wanneer Mastectomie gedaan
sparend; < 5 cm tumor, maar eentje, bij ouderen mastectomie: >5cm, twee of meer tumoren, bij jongeren
479
Welke medicatie bij borstkanker?
Aromataseremmer: remt aromatase perifeer (aromatase zet androgenen om in oestrogenen) → ER+ tumor * Eerste keuze bij metastase en postmenopauzale vrouwen Tamoxifen + LHRH-analoog: anti-oestrogene werking op mammaweefsel→ ER+ tumor * Eerste keuze bij premenopauzale vrouwen * Geassocieerd met endometriumcarcinoom Trastuzumab (Herceptin): bindt HER2-receptor en remt zo celgroei → HER2+ tumor
480
Myomatosus uteri
vleesboom Vaak asymptomatisch, soms toename in menstrueel bloedverlies en menstruatiepijn Submuceus en intracavitair: hysteroscopisch verwijderen (gemakkelijker te bereiken) Subsereus en intramuraal: verwijderen middels enucleatie (uitgebreidere operatie)
481
Icterus neonatorum kenmerken
Overmaat ongeconjugeerd/indirect bilirubine * Oorzaken: (1) korte levensduur foetale erythrocyten of (2) onvoldoende capaciteit van lever om bilirubine te conjugeren * Fysiologische icterus: tussen 2-7 dagen postpartum, niet eerder en niet later * Pathologische icterus: vóór dag 2 en na één week postpartum
482
prehepatische oorzaken Icterus neonatorum
hemolyse trauma g6p deficientie
483
intrahepatische oorzaken Icterus neonatorum
Syndroom van Gilbert of Crigler-Najjar Conjugatiedefect) syndroom van dubin johnson/rotor excretiedefect) Hepatitis en alpha-1- antitrypsinedeficiëntie
484
Posthepatische oorzaken Icterus neonatorum
Galgangatresie CF
485
Waarom prostaglandines toedienen bij transpositie grote vaten?
houdt ductus botalli open
486
Cyanotische hartafwijkingen
Truncus arteriosus: één enkele truncus afkomstig van RV en LV Transpositie: aorta en a. pulmonalis verwisseld van plaats Tetralogie van Fallot: * Pulmonalisklepstenose * RV-hypertrofie * Ventrikelseptumdefect * Aorta ‘overrides’ septumdefect (dus ostium aortae zit nét boven septumdefect)
487
Acyanotische hartafwijkingen
* ASD (atriumseptumdefect) * VSD (ventrikelseptumdefect) * PDA (patente ductus arteriosus) * CoA (coarctio aortae); Pre- vs. postductaal
488
Caput succedaneum:
* Subcutaan wondvocht * Vaak na vacuümextractie * Resorbeert spontaan binnen enkele dagen
489
Cefaalhematoom:
* Subperiostaal hematoom * Vaak na vacuümextractie, langdurig persen of gebruik forceps * Resorbeert spontaan binnen enkele weken-maanden
490
syndroom van reiter
cant see - conjunctevitis cant pee - ureitritis cant climb in a tree - artritis chlam, gonorroe, shigella, campylobacter, salmonella
491
van wiechenschema
* Zit stabiel los, trekt zich op tot staan: 12 maanden * Pincetgreep: 12 maanden * Loopt goed los zonder vasthouden: 1,5 jaar * Stapelt 3 blokjes: 2 jaar * Zegt zinnen van 2 woorden: 2 jaar * Zegt zinnen van 3 of meer woorden: 3 jaar
492
klinefelter kenmerken
xxy groot gestalte zwakke spieren lange ledematen brede heupen Testisatrofie, gynaecomastie gedragsproblemen
493
turner kenmerken
klein gestalte korte nek met plooi Minder vrouwelijke secundaire geslachtskenmerken, amenorroe, infertiliteit mentale functie normaal
494
* Down kenmerken
trisomie 21 * Epicantusplooi, amandelvormige ogen, altijd Alzheimer in late leven, hartafwijkingen * Hand: “Simian crease” → viervingerlijn
495
Edwards kenmerken
trisomie 18 Microcefalie, mentale retardatie, kleine mond, hartafwijkingen, hand en voetafwijkingen * Hand: camptodactyly (clenched hands) * Leeft max. 1 jaar
496
Patau kenmerken
Patau: trisomie 13 * Microcefalie, groeiachterstand, schisis (gespleten lip), hartafwijkingen * Hand: polydactylie * Leeft ook max. 1 jaar
497
wells score longembolie
klinische tekenen van DVT longembolie waarschijnlijker dan alternatieve diagnose hartfrequentie > 100/min immobilisatie of grote operatie <4 weken DVT of longembolie in de voorgeschiedenis Hemoptoë Maligniteit (tot 6 maanden na laatste behandeling, of tijdens palliatie)
498
wells score dvt
maligniteit (tot 6 maanden na laatste behandeling, of tijdens palliatie) zwelling kuit>3cm t.o.v. asymptomatisch been (gemeten 10cm onder tuberositas tibiae) collaterale oppervlakkige venen pitting oedeem van symptomatisch been zwelling van het gehele been lokale pijn in het gebied van DVT immobilisatie (paralyse, parese, recent gipsverband) bedrust >3 dagen of grote operatie <4 weken alternatieve diagnose
499
Bij welk percentage van patiënten met reumatoïde artritis is de reuma-factor in het bloed aantoonbaar?
65%
500
Waar in de cel is de insulinereceptor gelokaliseerd?
In de plasmamembraan
501
Pulmonale fibrose kan ontstaan door blootstelling aan toxische stoffen bij de be-roepsuitoefening. Dit geldt voor beroepsmatige blootstelling aan:
zware metalen als cadmium, nikkel en chroom
502
De reticulaire formatie functie
verantwoordelijk voor alertheid
503
rol substantia nigra fucntie
het reguleren van de basale ganglia, met behulp van de neurotransmitter dopamine
504
basale ganglia functie
regelen automatische bewegingen
505
Wat gebeurt er met het merendeel van de galzuren na secretie in de gal?
geabsorbeerd in de dunne darm en opgenomen in de enterohepatische circulatie
506