JAL HC 9 Flashcards

(88 cards)

1
Q

Recht

A

= argumenteren MAAR in bijzondere context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Normatieve waardering rechtsregels

A

Zeggen hoe iets behoort te zijn, maar niet hoe het in werkelijkheid is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Niet-feitelijke premissen recht

A

Bronnen van het recht (wet, rechtspraak…) zeggen niets over feitelijke toestand van de buitenwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Recht = systeem

A

Als alle regels met elkaar samenhangen kan je uit de samen hang van die regels zelfstandig argumenten putten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Argument IR

A

Middel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Eis IR

A

Voorwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dagvaarding (5)

A
  • Naam, voornaam, woonplaats eiser
  • Naam, voornaam, woonplaats gedaagde
  • Voorwerp en korte samenvatting middelen
  • Rechter voor wie vordering wordt gebracht
  • Plaats, dag, uur terechtzitting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tegenargument IR

A

Verweermiddel / exceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inhoudelijke / materiële excepties

A

Gaan over de grond van de zaak, over de inhoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Procesrechtelijke excepties

A

Gaan over de manier waarop voor gerecht gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Context van het discours (bijzonder discursieve context)

A

Manier van het verwoorden van uw betoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Middel =/= rechtsmiddel =/= bewijsmiddel

A
Middel = tegenargument
Rechtsmiddel = actie tegen uitspraak
Bewijsmiddel = stukken, informatie...om te tonen dat bewering klopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bijzondere situationele context

A

Proces = strak geregisseerd, regels zijn heel specifiek

wie voert wanneer het woord etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Confirmation bias bij rechters

A

Krijgen vooraf dossier te zien en vellen ongewild vaak al een oordeel. Argumenten die wijzen in tegenovergestelde richting gaan ze maar voor een stukje meenemen en kritischer bekijken. Ze kijken vooral naar wat strookt met hun oordeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geschil

A

Onbevredigend meningsverschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geding

A

Voorlegging geschil aan rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Strafrecht (kenmerken)

A

algemeen vs. particulier belang
verticaal karakter, OM heeft touwtjes in handen
bewijslast openbare aanklager
inquisitoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Burgerlijk recht

A
particulier vs. particulier belang
horizontaal karakter
accusatoir 
partijen op gelijke voet
bewijzen door partijen
bewijslastverdeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Eis IR

A

Via gerechtelijk weg bv. vragen dat iemand anders iets doet of nalaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Eiser

A

Persoon die als eerste iets eist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Eiser bij verzet

A

Eiser op verzet (opposant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Eiser in hoger beroep

A

Appelant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Eiser in cassatie

A

Eiser in cassatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Verweerder

A

Persson die zich tegen die eis verweert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Verweerder bij verzet
Verweerder op verzet
26
Verweerder in hoger beroep
Geïntimeerde
27
Verweerder in cassatie
Verweerder in cassatie
28
Initiële eiser bij verweerder die ook eist
Eiser op hoofdeis + verweerder op tegeneis
29
Initiële verweerder wanneer deze ook eist
Verweerder op hoofdeis + eiser op tegeneis
30
Eiser in strafzaken
Openbaar ministerie met PdK
31
Verweerder in strafzaken heeft verschillende namen, waarom?
Zijn verschillende rechten aan gebonden.
32
Verweerder in strafzaken tijdens vooronderzoek
Verdachte
33
Verweerder in strafzaken zodra in verdenking gesteld
Inverdenkinggestelde
34
Verweerder bij verschijning voor politie- of correctionele RB
Beklaagde
35
Verweerder bij verschijning voor HvA
Beschuldigde
36
Zodra verweerder in strafzaken effectief veroordeeld is
Veroordeelde
37
Stelling eiser in burgerlijke zaken
Eis (of vordering)
38
Stelling verweerder in burgerlijke zaken
Verweer
39
Stelling OM in strafzaken
Strafvordering
40
Kenmerken strafvordering OM
Alle feiten moeten samen bewezen zijn, zijn niet in ondergeschikte orde => ondersteunende argumentatie
41
Stelling verweerder in strafzaken
Verdediging
42
Dagvaarding
Akte van gerechtsdeurwaarder aan tegenpartij om tegenpartij op te roepen om voor rechter te verschijnen.
43
Verzoekschrift
Geen gerechtsdeurwaarder, gewoon neerleggen op de griffie.
44
Vrijwillige verschijning
Uiteenzetting stellingen in document, vraag aan rechter om oordeel
45
Opstarten geding = | Kan via:
Aanhangig maken | Dagvaarding, verzoekschrift of vrijwillige verschijning
46
Mondelinge argumentatie in burgerlijke zaken
Pleidooi
47
Schriftelijke argumentatie in burgerlijke zaken
Conclusie
48
Reactie op conclusie
Tegenconclusie
49
Laatste conclusie
Syntheseconclusie
50
Hoger beroep aantekenen kan via
Akte van hoger beroep
51
cassatieberoep instellen kan via
voorziening in cassatie
52
reactie op cassatievoorziening
memorie van antwoord
53
Mondelinge + schriftelijke argumentaties OM
Conclusies
54
Betoog onderzoeksrechter
Verslag
55
Uitspraak raadkamer
Beschikking
56
Strafrechtelijk proces bij burgerlijke partij
Eis + pleidooi
57
Strafrechtelijk proces bij OM
Strafvordering + rekwisitoor
58
Strafrechtelijk proces bij verdediging
Pleidooi | Verdediging = beklaagde + advocaat
59
Schriftelijk betoog parket HvA
Akte van inbeschuldigingstelling
60
Schriftelijk betoog verdediging HvA
Akte van verdediging
61
Mondeling pleidooi van het OM tijdens strafrechtelijk proces
Rekwisitoor
62
Motiveringsverplichting
Aangeven om welke redenen rechter beslissing neemt
63
Doel motiveringsplicht (4)
- Tonen op welke feitelijke en juridische elementen uitspraak is gebaseerd - Partijen mogelijkheid bieden te begrijpen waarom rechter die uitspraak doet - Controle HvC mogelijk maken - Antwoorden op middelen van syntheseconclusies
64
Beperking antwoordplicht
Geen plicht om te antwoorden op onduidelijke, hypothetische of innerlijk tegenstrijdige argumenten
65
Impliciet antwoord rechter
Op basis van een ander onderzoek geoordeeld en op geen enkele manier verwijst naar de waarde van een betwiste getuigenis = redelijke invulling
66
Ratio decidendi
Cruciale argumenten voor de rechter voor onderbouwing stelling
67
Obiter dictum
Niet noodzakelijk, terloops. Zonder bewijs van deze argumenten zou oordeel nog steeds hetzelfde zijn.
68
Motivering
Argumentatio = redenen voor beslissing
69
Beschikkend gedeelte
Propositio, eigenlijke beslissing
70
Juridische betogen
Proposities verder onderbouwen met argumenten en gegevens.
71
Juridische relevantie van de feiten
Gelden de feiten wel als rechtsfeiten? | Vb. Slag in gezicht is niet juridisch relevant in de context van een bokswedstrijd voor de norm art. 1382 BW
72
Bewijsvoering
Bewijsstukken verzamelen om correctheid redenering aan te tonen (correctheid redenering = inhoudelijke juistheid van premissen)
73
Bewijsregeling
Wettelijke regeling van de bewijsvoering | wat mag je als bewijsstuk gebruiken en welke waarde heeft het?
74
Bewijsmiddel (2)
- Instrument om bewijs te leveren = drager van informatie Vb. Videoband - Inhoud van dat instrument = bewijzende informatie Vb. wat video toont
75
Bewijswaarde
Drukt uit welke overtuigingswaarde bewijsmiddel heeft voor rechter
76
Wettelijke bewijswaarde
Wet schrijft voor welke overtuigingswaarde een bepaald bewijsmiddel heeft --> specifieke gevallen
77
Tegenbewijs
=/= bewijs van tegendeel | Slechts neutralisatie, weerlegging.
78
Tegenaanval
Bewijs van tegendeel, tegengestelde feiten zijn waar.
79
Aanvoeringslast
Wie de stelling poneert, moet ondersteunende feiten aanvoeren
80
Bewijslast
Bepaalt wie bewijs van bepaald feit moet leveren
81
Rust de bewijslast op jou
Dan moet je bewijs leveren
82
Rust de bewijslast op de tegenpartij
Dan kan je volstaan met tegenbewijs
83
Kwijting
Handeling waarmee schuldeiser aangeeft dat geleverde prestatie oké is => hang je ook aan vast!
84
Verbod op rechtsweigering
Rechter moet ook wanneer de dingen niet helemaal duidelijk zijn een beslissing nemen.
85
Bewijsrisico
Op einde van proces bepalen wie risico onduidelijkheden draagt
86
Regulariteit
Enkel rekening houden met bewijsmiddelen die voldoen aan de regels die het recht oplegt. --> verschil tussen werkelijke feiten en in proces aanvaarde feiten
87
Juridische relevantie
Kwestie van interpretatie en argumentatie (context)
88
``` Normatieve oefening (juridische relevantie) + welke drogreden? ```
Je kan nooit uit de feiten opzicht afleiden dat ze relevant zijn voor het recht. = beoordeling die je zelf moet geven ! Oppassen voor is/ought-drogreden