juni Flashcards

1
Q

bazig

A

autoritair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uitgesproken, overduidelijk

A

geprononceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

heel erg

A

hyper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vindingrijk, vernuftig

A

ingenieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onhandig iemand, knoeier

A

kluns

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kalm, dapper, zonder schrik

A

koelbloedig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

iemand met veel spierkracht

A

krachtpatser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

complete verandering, gedaantewisseling

A

metamorfose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

slim, verstandig, gewiekst

A

pienter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

slank en sierlijk

A

rank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het toeschrijven van de kenmerken van een persoon aan een groep mensen waardoor een onjuist beeld ontstaat dat door velen wordt gedeeld bv: het domme blondje

A

stereotypering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verkleden, maskeren

A

vermommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

oppervlakkig uitgewerkt personage, met terugkerende kenmerken

A

vlak personage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

personage met een complex (= ingewikkeld) karakter dat in het verhaal een innerlijke verandering doormaakt; de gevoelens van deze persoon worden gedetailleerd beschreven en getoond

A

vol/rond personage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

negatief stereotype

A

vooroordeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geëmancipeerd, mondig, onafhankelijk

A

vrijgevochten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

uitheems, uit vreemde landen

A

exotisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

dapper, moedig

A

heldhaftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

drugsverslaafde

A

junkie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

stijlstroming, fase in de kunst die kenmerkend is voor de manier van uiten van een bepaalde groep in een bepaal- de periode
(beide kanten kennen)

A

kunststroming (beide kanten kennen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de uiterlijke vormgeving i.v.m. kunst zoals: schilderkunst, beeldhouwkunst, bouwkunst, dichtkunst…
(beide kanten kennen)

A

kunstvorm (beide kanten kennen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

simpel, eenvoudig
(kunst teruggebracht tot zijn essentie, eenvoudige kunstuiting)

A

minimal (minimal art)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

beminnen, houden van, liefhebben

A

minnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

voorvoegsel wat ‘nieuw’ betekent

A

neo (neologisme-neoromantiek-neorealisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

spreektaal
manier van voordragen op muziek, meer sprekend dan zingend

A

parlando

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

kunststroming (19e eeuw) waarin gestreefd wordt naar het weergeven van de maatschappelijke werkelijkheid, ontstaan als reactie op de romantiek
Kenmerken:
- focus op alledaagse werkelijkheid
- objectief
- oog voor details
- het verstand primeert
(beide kanten kennen)

A

realisme (beide kanten kennen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

kunststroming (18e-19e eeuw) waarin het gevoel overheerst
Kenmerken:
- focus op de ideale werkelijkheid
- subjectieve, zintuiglijke waarnemingen
- verheerlijking van de natuur
- ideale kleurenpatronen
- vlucht uit de werkelijkheid, zelfs de
dood wordt gezien als aantrekkelijk
- heimwee naar oude culturen en
helden
- verlangen naar het exotische
(beide kanten kennen)

A

romantiek (beide kanten kennen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q
  • vlucht uit de werkelijkheid, zelfs de
    dood wordt gezien als aantrekkelijk
  • heimwee naar oude culturen en
    helden
  • verlangen naar het exotische
A

escapisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

de heersende opvattingen in een bepaalde periode

A

tijdsgeest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

verbrijzelen, tot stof vermalen, vernietigen

A

verpulveren

31
Q

verbazend sterk iemand

A

krachtpatser

32
Q
  • (figuurlijk) sterk benadrukt,
  • (letterlijk) duidelijk naar voren komen
A

geprononceerd

33
Q

bazig

A

autoritair

34
Q

overladen

A

overstelpen

35
Q

in verband met schoonheid

A

esthetisch

36
Q

gedaanteverwisseling

A

metamorfose

37
Q

vindingrijk, vernuftig

A

ingenieus

38
Q

lang en smal

A

rank

39
Q

overgaan van vast naar gasvormig zonder vloeibaar te worden

A

sublimeren

40
Q

jargon (eerder met een negatieve connotatie) vaktaal (eerder met een positieve connotatie)

A

sociolect

41
Q

woord dat afgeleid is van een plaats

A

geoniem

42
Q

afkorting die wordt uitgesproken als een woord

A

acroniem

43
Q

woord dat afgeleid is van een persoonsnaam

A

eponiem

44
Q

voetbalvandaal, gewelddadige herrieschopper

A

hooligan

45
Q

negatief woord voor ‘gezicht’

A

tronie

46
Q

(positief woord) een actievoerder

A

activist

47
Q

van de oorspronkelijke bewoners afkomstig

A

autochtoon

48
Q

straattaal ontwikkeld in Limburg door jongeren met een migratieachtergrond

A

Cités

49
Q

wat betreft schoonheid

A

esthetisch

50
Q

wat betreft een volk, volkenkundig

A

etnisch

51
Q

uitsluiting

A

exclusie

52
Q

insluiting

A

inclusie

53
Q

vaktaal

A

jargon

54
Q

met weinig ruimte voor mensen die anders denken

A

kortzichtig

55
Q

bevolkingsgroep

A

populatie

56
Q

goede naam, goede sociale status, faam

A

prestige

57
Q

gebonden aan een streek

A

regionaal

58
Q

taalvariant gesproken door een groep mensen uit eenzelfde sociale omgeving op basis van leeftijd, opleiding, hobby’s, werk…

A

sociolect

59
Q

verdraagzaam

A

tolerant

60
Q

in verband brengen met

A

associëren

61
Q

ondertitel bij een bepaald product, vat krachtig samen wat kenmerkend is

A

baseline

62
Q

vaktaal

A

jargon

63
Q

mogelijkheid/mogelijk

A

potentieel

64
Q

pronken, met trots tonen

A

prijken

65
Q

voorstel

A

propositie

66
Q

in opstand komen tegen iets of iemand, tegen iets of iemand ingaan

A

revolteren

67
Q

slagzin, zin die zegt waar je naar streeft

A

slogan

68
Q

persoon die strategie uitwerkt

A

strateeg

69
Q

plan, werkwijze om je doelstelling te bereiken

A

strategie

70
Q

ruziën, kibbelen

A

bakkeleien

71
Q

opvoedkundige

A

pedagoog

72
Q

met betrekking tot het leerproces

A

cognitief

73
Q

onthouden

A

memoriseren

74
Q

onderling samenwerkend

A

interactief