Kapitaal 3 Woorden Flashcards
(76 cards)
1
Q
der Anfang
A
Het begin
2
Q
Einfach
A
Gemakkelijk
3
Q
Fast
A
Bijna
4
Q
Es gibt
A
Er is
5
Q
die Freundschaft
A
De vriendschap
6
Q
Sich gewöhnen an
A
Wennen aan
7
Q
Ott
A
Vaak
8
Q
Schwierig
A
Moeilijk
9
Q
der Unterricht
A
De les
10
Q
Wie
A
Als
11
Q
Braun en
A
Nodig hebben
12
Q
die Fabre
A
De kleur
13
Q
Getallen
A
Bevallen
14
Q
Honger
A
Achter
15
Q
Neven
A
Naast
16
Q
Nie
A
Nooit
17
Q
Ritsig
A
Reusachtig
18
Q
der Stock
A
De verdieping
19
Q
Wichtig
A
Belangrijk
20
Q
die Zukunft
A
De toekomst
21
Q
De boekenplank
A
das Bücherregal
22
Q
De computer
A
der Computer
23
Q
Het raam
A
das Fenster
24
Q
De televisie
A
der Fernseher
25
De lamp
die Lampe
26
De kast
der Schrank
27
Het bureau
der Schreibtisch
28
De stereo-installatie
die Stereoanlange
29
De stoel
der Stuhl
30
Het tapijt
der Teppich
31
De tafel
der Tisch
32
De deur
die Tür
33
De muur
die Wand
34
Roze
Rosa
35
Rood
Rot
36
Ebenfalls
Ook
37
Entfernt
Verwijderd
38
das Erdgeschoss
De begane grond
39
In der Nähe von
In de buurt van
40
das Schloss
Het kasteel
41
Schützen
Beschermen
42
der See
Het meer
43
Weit
Ver
44
Zerstören
Verwoesten
45
zum Beispiel
Bijvoorbeeld
46
Außerdem
Bovendien
47
die Taste
De toets
48
sich beschäftigen mit
Zich bezighouden met
49
der Eintritt
De entree
50
der Erwachsene
De volwassene
51
der Fluss
De rivier
52
die Führung
De rondleiding
53
der Tierpark
De dierentuin
54
das Thema
Het onderwerp
55
die Umwelt
Het milieu
56
Oud
Alt
57
Ouderwets
Altmodisch
58
Goedkoop
Billie
59
Donker
Dunkel
60
Gezellig
Gemütlich
61
Groot
Groß
62
Lelijk
Hässlich
63
Licht
Hell
64
Klein
Klein
65
Modern
Modern
66
Nieuw
Neu
67
Mooi
Schön
68
Duur
Teuer
69
De boerderij
der Bauernhof
70
Het kantoor
das Büro
71
De twee-onder-een-kapwoning
die Doppelhaushälfte
72
De eengezinswoning
das Einfamilienhaus
73
Het gebouw
das Gebäude
74
Het flatgebouw
das Hochhaus
75
Het rijtjeshuis
das Reihenhaus
76
Het appartement
die Wohnung
