Kapitel 6 Alle Woorden Flashcards
(90 cards)
1
Q
Das Bedürfnis
A
De behoefte
2
Q
Billig
A
Goedkoop
3
Q
Im Durchschnitt
A
Gemiddeld
4
Q
Der Eintritt
A
De entree
5
Q
Erhalten
A
Ontvangen
6
Q
Die Klamotten
A
De kleren
7
Q
Manche
A
Sommige
8
Q
Sich leisten
A
Zich veroorloven
9
Q
Nach wie vor
A
Nog altijd
10
Q
Das Taschengeld
A
Het zakgeld
11
Q
Die Baumwolle
A
Het katoen
12
Q
Das Beispiel
A
Het voorbeeld
13
Q
Brauchen
A
Nodig hebben
14
Q
Der Erfolg
A
Het succes
15
Q
Feucht
A
Vochtig
16
Q
Gerade
A
Net
17
Q
Die Größe
A
De maat
18
Q
Herstellen
A
Produceren
19
Q
Schmutzig
A
Vuil
20
Q
Das Zelt
A
De tent
21
Q
Snel
A
Schnell
22
Q
Neu
A
Nieuw
23
Q
Alt
A
Oud
24
Q
Jung
A
Jong
25
Kalt
Koud
26
Warm
Warm
27
Gut
Goed
28
Viel
Veel
29
Oft
Vaak
30
Lang
Lang
31
Gern
Graag
32
De zwembroek
Die Badehose
33
De bh
Der BH
34
De bikini
Der bikini
35
De bloes
Die Bluse
36
De riem
Der Gürtel
37
De hoed
Der Hut
38
De jas
Die Jacke
39
De spijkerbroek
Die Jeans
40
De lange jas
Der Mantel
41
De rok
Der Rock
42
Het colbert
Der Sakko
43
De slip
Der Slip
44
De sokken
Die Socken
45
De laarzen
Die Stiefel
46
De kousen
Die Strümpfe
47
De panty
Die Strumpfhose
48
De onderbroek
Die Unterhose
49
Het vest
Die Weste
50
Bedeuten
Betekenen
51
Beschließen
Besluiten
52
Damals
Toen
53
Ersetzen
Vervangen
54
Der Geldschein
Het bankbiljet
55
Das Geschäft
De winkel
56
Jedoch
Echter
57
Der Laden
De winkel
58
Das Mitglied
Het lid
59
Verwenden
Gebruiken
60
Behaupten
Beweren
61
Erfinden
Uitvinden
62
Der Imbiss
De snackbar
63
Mischen
Mengen
64
Das Öl
De olie
65
Der Streit
De ruzie
66
Sogar
Zelfs
67
Der Topf
De pan
68
Die Zutaten
De ingrediënten
69
De appel
Der Apfel
70
De peer
Die Birne
71
Het broodje
Das Brötchen
72
De boter
Die Butter
73
Het vlees
Das Fleisch
74
De groente
Das Gemüse
75
De koffie
Der Kaffee
76
De chocolademelk
Der Kakao
77
De kaas
Der Käse
78
De koek
Der Kuchen
79
De jam
Die Marmelade
80
Het fruit
Das Obst
81
De jus d’orange
Der Orangensaft
82
De snee
Die Scheibe
83
De chocoladehagelslag
Die Schokoladenstreusel
84
De spek
Der Speck
85
De thee
Der Tee
86
De worst
Die Wurst
87
De vork
Die Gabel
88
De lepel
Der Löffel
89
Het mes
Das Messer
90
Het bord
Der Teller
