Kapital 1 D-nl Flashcards
(41 cards)
1
Q
das Fernsehen
A
De televisie
2
Q
Kommen
A
Komen
3
Q
Wohnen
A
Wonen
4
Q
Natürlich
A
Natuurlijk
5
Q
Entschuldigung
A
Sorry
6
Q
Nicht
A
Niet
7
Q
Hier
A
Hier
8
Q
Machen
A
Doen
9
Q
Schon
A
Wel
10
Q
ihr
A
Jullie
11
Q
Auch
A
Ook
12
Q
der Name
A
De naam
13
Q
das Alter
A
De leeftijd
14
Q
Der Vater
A
De vader
15
Q
die Mutter
A
De moeder
16
Q
Der Bruder
A
De broer
17
Q
die Schwester
A
De zus
18
Q
Die Geschwister
A
De broers en zussen
19
Q
Die Zeit
A
De tijd
20
Q
sieben Uhr
A
Zeven uur
21
Q
Eine halbe Stunde
A
Een half uur
22
Q
die Hausaufgaben
A
Het huiswerk
23
Q
Das Fahrrad
A
De fiets
24
Q
Die Stadt
A
De stad
25
Die Adressse
Het adres
26
Wie
Hoe
27
HeiBen
Heten
28
Alt
Oud
29
Woher
Waarvandaan
30
Aus
Uit
31
Was
Wat
32
der Familienname
De achternaam
33
Der Austausch
De uitwisseling
34
Das Mofa
De brommer
35
der Verein
De vereniging
36
zu Hause
thuis
37
immer
Altijd
38
Toll
Geweldig
39
die StraBenbahn
De tram
40
die Konditorei
De lunchroom
41
Leider
Helaas
