Kapital 1 nl-D Flashcards
(77 cards)
1
Q
De televisie
A
Das Fernsehen
2
Q
Komen
A
Kommen
3
Q
Wonen
A
Wohnen
4
Q
Natuurlijk
A
Natürlich
5
Q
Sorry
A
Entschuldigung
6
Q
Niet
A
Nicht
7
Q
Hier
A
Hier
8
Q
Doen
A
Machen
9
Q
Wel
A
Schon
10
Q
Jullie
A
ihr
11
Q
Ook
A
auch
12
Q
De naam
A
der Name
13
Q
De leeftijd
A
das Alter
14
Q
De vader
A
der Vater
15
Q
De moeder
A
die Mutter
16
Q
De broer
A
der Bruder
17
Q
De zus
A
die Schwester
18
Q
De broer en zussen
A
Die Geschwister
19
Q
De tijd
A
Die Zeit
20
Q
Zeven uur
A
sieben Uhr
21
Q
Een halfuur
A
eine halbe Stunde
22
Q
Het huiswerk
A
Die Hausaufgaben
23
Q
De fiets
A
Das Fahrrad
24
Q
De stad
A
Die Stadt
25
Het adres
Die Adresse
26
Hoe
Wie
27
Heten
HieBen
28
Oud
Alt
29
Waarvandaan
Woher
30
Uit
aus
31
Wat
was
32
De achternaam
der Familienname
33
De uitwisseling
der Austausch
34
De brommer
das Mofa
35
De vereniging
Der verein
36
Thuis
zu Hause
37
immer
Altijd
38
Geweldig
Toll
39
De tram
die StraBenbahn
40
De lunchroom
die Konditorei
41
Helaas
Leider
42
De taxi
Das taxi
43
De bagage
Das Gepäck
44
Alstublieft
Bitte
45
Moe
Müde
46
Gaat wel
Geht schon
47
Mevrouw Schubert
Frau Schubert
48
Wat heb je daar?
Was hast du da?
49
Dat mag ik...
Das darf ich...
50
De vriend, de vrienden
Der Freund, die Freunde
51
Krijgen
Bekommen
52
Weten
Wissen
53
Hij heeft
Er hat
54
Pas
Erst
55
Nou, vooruit! Doe maar!
Na los! Mach schon!
56
Wat lief (schattig)!
Wie lieb!
57
Hij zal blij zijn.
Er wird sich freuen.
58
Waar
Wo
59
zur Schule
Naar school
60
Ver
Weit
61
Lang
Lang
62
De weg
Der Weg
63
Duren
Dauern
64
Spelen
Spielen
65
Luisteren naar
Hören
66
De hobby
Das Hobby
67
Zwemmen
Schwimmen
68
Der familiename
De achternaam
69
Der Austausch
De uitwisseling
70
Das Mofa
De brommer
71
Der Verein
De vereniging
72
Zu Hause
Thuis
73
immer
Altijd
74
Toll
Geweldig
75
Die straBenbahn
De tram
76
Die Konditorei
De lunchroom
77
Leider
Helaas
