Kapitel 4 woordenschat 4 Flashcards
(35 cards)
1
Q
de fractie
A
die Fraktion
2
Q
de liberaal
A
der Liberale
3
Q
de politicus
A
der Politiker
4
Q
de politica
A
die Politikerin
5
Q
de protestpartij
A
die Protestpartei
6
Q
de zusterpartij
A
die Schwesterpartei
7
Q
het socialisme
A
der Sozialismus
8
Q
de unie
A
die Union
9
Q
de volkspartij
A
die Volkspartei
10
Q
de verkiezingsaffiche
A
das Wahlplakat
11
Q
het verkiezingsprogramma
A
das Wahlprogramm
12
Q
de buitenlandse politiek
A
die Außenpolitik
13
Q
het onderwijs, de vorming
A
die Bildung
14
Q
de Europese politiek
A
die Europa-Politik
15
Q
de gezondheid
A
die Gesundheid
16
Q
de binnenlandse politiek
A
die Innenpolitik
17
Q
de veiligheid
A
die Sicherheit
18
Q
de belasting
A
die Steuer
19
Q
de terreur
A
der Terror
20
Q
de verbruiker
A
der Verbraucher
21
Q
de defensie
A
die Verteidigung
22
Q
de economische politiek
A
die Wirtschaftspolitik
23
Q
het onderzoek
A
die Forschung
24
Q
de bondskanselier
A
der Bundeskanzler
25
de vrouwelijke bondskanselier
die Bundeskanzlerin
26
de bondsminister
der Bundesminister
27
de bondspremier
der Bundespräsident
28
de bondsraad
der Bundesrat
29
de bondsdag
der Bundestag
30
de bondsvergadering
die Bundesversammlung
31
de wet
das Gesetz
32
het deelparlement
das Länderparlament
33
het lid
das Mitglied
34
het staatsorgaan
das Staatsorgan
35
