Kapitel 4 woordenschat 6 Flashcards
(35 cards)
1
Q
de boulevard
A
die Allee
2
Q
de alpen
A
die Alpen
3
Q
het oude centrum
A
die Altstadt
4
Q
het Bodenmeer
A
der Bodensee
5
Q
de burcht
A
die Burg
6
Q
het monument
A
das Denkmal
7
Q
de kathedraal
A
der Dom
8
Q
het vakwerkhuis
A
das Fachwerkhaus
9
Q
het net van vakantieroutes
A
das Ferienstraßennetz
10
Q
de rivier
A
der Fluss
11
Q
de Dienst Toerisme
A
das Fremdenverkehrsamt
12
Q
de gedenkplaats
A
die Gedenkstätte
13
Q
het hoogtepunt
A
der Höhepunkt
14
Q
de heuvel
A
der Hügel
15
Q
het eiland
A
die Insel
16
Q
de eeuw
A
das Jahrhundert
17
Q
de klassieker
A
der Klassiker
18
Q
het concentratiekamp
A
das Konzentrationslager
19
Q
het nationale park
A
der Nationalpark
20
Q
het natuurlandschap
A
die Naturlandschaft
21
Q
het stadhuis
A
das Rathaus
22
Q
de regio
A
die Region
23
Q
het reisdoel
A
das Reiseziel
24
Q
de residentie
A
die Residenz
25
de route
die Route
26
het kasteel
das Schloss
27
het Zwarte Woud
der Schwarzwald
28
de zeehaven
der Seehafen
29
de nederzetting
die Siedlung
30
de plaats
die Stätte
31
de poort
das Tor
32
het bos
der Wald
33
de waddenzee
das Wattenmeer
34
het werelderfgoed
das Welterbe
35
