KELTEN Flashcards

(24 cards)

1
Q

welk soort cultuur heeft de Gallo-Romeinse periode?

A

mengcultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe is het begonnen?

A

-kolonisatie= Julius Caesar
- 58 v.C. en 51 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat gebeurde er in de Gallische oorlog met de Kelten?

A

gedood of geromaniseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe kwamen de mensen aan geschreven bronnen van de Kelten?

A

door de veroveringen van Romeinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

godsdienst die nauw verbonden is met de natuur. er worden natuurelementen vereerd

A

natuurgodsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar vereerden ze hun goden?

A

heilige plaatsen: bv. een rivier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat was belangrijk voor de landbouw en veeteelt

A

vruchtbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geloven in leven na de dood

A

reïncarnatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat deden ze om goden tevreden te stellen

A

mensenoffers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welk deel is het huis van de ziel

A
  • het hoofd
  • hoofden werden meegenomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

grafheuvels

A

tumulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kelten geloofden in meerdere goden

A

-polytheïsme
- goden kregen een natuurkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wind, regen, zon, donder en bliksem

A

natuurelementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

adelstand

A
  • stamhoofd
  • druïde
  • bard
  • krijgsadel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gewone volk

A
  • ambachtslieden
  • boeren
  • handelaars
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

“levend werktuig”

17
Q

leven van het land

A
  • sedentair
  • landbouw
  • veeteelt
  • handel
18
Q

werktuigen

A
  • zeis
  • sikkel
  • ijzeren ploeg
19
Q
20
Q

veeteelt + landbouw

A
  • overschotten
    = handel
21
Q

Hoe noemden de Romeinen het gebied van ongeveer huidig Frankrijk en België?

22
Q

Hoe kan je het volk benoemen dat in Germania woonde?

23
Q

Hoe noemden de Romeinen de streek van grofweg België?

A

Gallia Belgica

24
Q

Wat was de ‘hoofdstad’ van Gallië