Kijk naar jezelf : wat maakt jou gelukkig? Flashcards
(35 cards)
Perdu; égaré
Verdwaald
Partir; s’en aller
Verdwijnen (verdween; is verdwenen)
Les blagues
De moppen
Arrêter; mettre hors circuit
Uit/schakelen
Consacrer à; dépenser à
Besteden aan
Le moyen
Het middel
Rompre; transgresser
Verbreken (verbrak; heeft verbroken)
Imposer; infliger
Op/leggen
Donner une pression; ressentir
Aan/voelen
Freiner
Af/remmen
L’inhibition; le blocage
De remming
Avancer
Vooruit/gaan (ging; is gegaan)
La tentation
De verleiding
De temps en temps
Af en toe
Annuler
Af/bellen
S’interposer
Tussen/komen (kwam; is gekomen)
Par hasard
Toevallig
Retenir; bloquer; empêcher
Tegen/houden (hield; heeft gehouden)
Tout simplement
Gewoon
Libérer
Bevrijden
Le défi
De uitdaging
Suffisant
Voldoend
Déterminer
Bepalen
Décourageant; intimidant; angoissant
Beangstigend