Kim 6 Flashcards
(49 cards)
1
Q
Every 6 weeks
A
Iedere 6 weken
Om de 6 weken
2
Q
Area
A
Het gebied
3
Q
Shopping area
A
Winkelgebied
4
Q
Attractions, must see, highlight
A
De bezienswaardigheid
5
Q
Between
A
Tussen
6
Q
The future
A
De toekomst
7
Q
To look after
A
Oppassen
8
Q
Without
A
Zonder
9
Q
War / peace
A
De oorlog / de vrede
10
Q
Same / different
A
Het zelfde / anders
11
Q
Funeral
A
De begrafenis
12
Q
To be stopped (by police)
A
Tegenhouden
13
Q
Traffic light
A
Verkeerslicht
14
Q
To invite
A
Uitnodigen
15
Q
Everyone
A
Iedereen
16
Q
Happy
A
Blij
17
Q
Angry
A
Boos
18
Q
Bored
A
Verveeld
19
Q
Scared
A
Bang
20
Q
Sad
A
Triest, zietig, verdrietig
21
Q
In love
A
Verliefd
22
Q
Sober (headed)
A
Nuchter
23
Q
Confident
A
Zelferzekerd
24
Q
Proud
A
Trots
25
Friendly
Aardig
26
Boring
Saai
27
Feelings
Gevoelens
28
Liar
Leugenaar
29
Laugh
Lachen
30
What happened?
Wat is er gebeurd?
31
Adult
Volwassen
32
Sensitive
Gevoelig
33
Don't agree / agree (in a form)
Mee oneens / me eens
34
Even if...
Ook al...
35
I (don't) agree with you
Ik Ben het met je (on)eens
36
Bad tempered
Chagrijnig
37
To experience
Ervaren
38
Tensed
Gespannen
39
Close surrounding
Naaste omgeving
40
Rich
Rijk
41
To calm down, to find peace
Tot rust Korean
42
Suffering
Leed
43
Space
Ruimte
44
(5) senses
Zintuigen
45
To recharge
Opladen
46
Public
Openbare
47
Posture, attitude
Houding
48
Useful
Nuttig
49
Disappointed
Teleurgesteld
