klinische neuropsychologie deel 2 Flashcards

door Bieb (60 cards)

1
Q

indirecte gevolgen beroerte

A

Dia schisis (functionele deactivatie door onderbreken van de netwerken).
Hypoperfusie (tekort perfusie in verderaf gelegen gebieden)
Metabolische afwijkingen in het gehele brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

overprikkeling bij hersenletsel

A

komt veel voor, auditief en visueel. Geur en tactiele (structuren bijv in kleding) stimuli soms ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

revalidatie na een beroerte

A

fysiek herstel, Men probeert zijn werkzaamheden te hervatten. Vervolgens komt men dan vaak pas achter de cognitieve klachten:
* Trager worden
* Aandacht is verminderd (gericht en verdelen)
* Overprikkeling (licht, geluid)

Advies: aan de slag met de depressieve klachten bij een klinisch psycholoog. Een neuropsycholoog mag hier ook in behandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De cirkel van Willes

A

er zijn drie stroomgebieden die van belang zijn om de hersenen van bloed te voorzien;
1. Arteria Cerebri Anterior (ACA)
2. Arteria Cerebri Media (ACM)
3. Arteria Cerebri Posterior (ACP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ACP

A

De achterste hersenslagader die bloed voorziet aan: Occipitaalkwab en achterste deel van de temporaalkwab.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ACA

A

De voorste hersenslagader die de volgende delen bloed voorziet: een deel van de frontaalkwab, subcorticale frontobasale structuren en klein deel van de parietaalkwab.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ACM

A

de middelste en grootste herenslagader die van belang is voor het geven aan bloed van: grootste deel van de hersenen; de temporaalkwab, grootste deel parietaalkwab, de thalamus en deel van de frontaalkwab.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hemianopsie

A

(hallucinaties), dit is een veelvoorkomend gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Agrafie

A

(verlies in het vermogen van schrijven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Alexie

A

(verlies van vermogen om te lezen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Depressie na een beroerte

A

Er is sprake van een depressie na de beroerte van 1/3e van de patiënten.
Voorspellers hiervoor zijn:
1. Premorbide depressie
2. Angstproblemen
3. Cognitieve stoornissen
4. Neurologische/ fysieke beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cognitief herstel na CVA

A

Iedereen is anders, waardoor herstel afhankelijk is van de aangedane gebeurtenis en initiële ernst.

Verschillende mechanisme spelen een rol bij herstel zoals: andere hemisfeer neemt de functie wel/niet over en andere gebieden rond laesie nemen de functie wel/niet over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stroke-Unit

A

Bij een hersenbloeding kan een verhoogde druk ontstaan in de hersenen -> dan kan er sprake zijn van afasie, neglect en apraxie.

In de acute fase kan men niet goed komen op woorden, de aansturing van de gezichtsspieren en de hand is aangetast. Ook is er een snelle verandering in emotie (pathologisch huilen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

PTSS na beroerte

A

10-31%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Angst na een beroerte

A

Er is sprake van angst na een beroerte bij 1/3e van de patiënten.
Voorspellers hiervoor zijn:
1. Premorbide depressie
2. Premorbide angst
3. Middelenmisbruik
4. Cognitieve stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

intraveneuze trombolyse

A

medicijn wordt toegediend om het stolsel dat is ontstaan snel op te lossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SAB (subarachnoïdale bloeding)

A

en bloeding dat niet in het hersenweefsel zit, maar in de hersenvliezen rondom de hersenen. SAB is een ernstige bloeding waaraan 50% van de patiënten overlijdt in het ziekenhuis. Er zijn twee soorten vormen van SAB:
1. SAB wordt veroorzaakt door een gescheurd intracranieel aneurysma (aSab) = 85%.
2. SAB wordt veroorzaakt door een angiografie-negatieve SAB (anSAB) = 15%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerken SAB

A
  • Plotseling optreden van ernstige hoofdpijn
  • Misselijkheid
  • Nekstijfheid
  • Overgevoeligheid voor licht
  • Bewustzijnsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voor aSAB behandelmogelijkheid

A

1) Aneurysma kan worden afgesloten door middel van een endovasculaire behandeling -> coilen en/of stentplaatsing. Platina spiraaltjes worden via de lies in het bloedvat geplaatst.
2) Aneurysma wordt afgesloten met een mentale clip -> clippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een belangrijk verschil tussen herseninfarct en hersenbloeding?

A

Bij hersenbloeding zijn de cognitieve stoornissen vooral gerelateerd aan de ernst en grote van de bloeding, maar niet zo zeer aan de locatie.
Bij herseninfarcten is er vaak sprake van een relatie tussen het stroomgebied waarin het infarct heeft plaatsgevonden en de cognitieve stoornis die uiteindelijk ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

thalamusinfarct

A

uitvalsverschijnselen, confabulaties (onbewust verzinnen van woorden, zinnen etc.) of acute geheugenstoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

na een subcorticaal infarct;

A

Schade aan het cerebellum: motorische problemen, executieve functies zijn aangetast, gedragsveranderingen, het ontstaan van het cerebellaire cognitieve affectieve syndroom (cognitieve stoornis + emotionele verandering).

Schade in de basale ganglia: cognitieve stoornissen in het geheugen, aandacht, executieve functies en visueel ruimtelijke functies.

Schade in de hersenstam en thalamus: cognitieve stoornis in de basale aandacht functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Vasculaire dementie

A

Er zijn twee precieze criteria:
1) Cognitieve stoornissen in ten minste 1 domein.
2) Ernstige verstoring van handelingen in het dagelijks leven, die niet verklaard worden door motorische of sensorische problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Het klinisch beeld van vasculaire dementie

A

mentale traagheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
1. Post-stroke dementia (PSD)
er is een relatie tussen een beroerte en een cognitieve achteruitgang. Binnen 6 maanden na de beroerte.
22
verschil alzheimer en vasculaire dementie
Op gebied van geheugen is er sprake bij vasculaire dementie sprake van een inprentingstoornis (problemen bij het vastleggen van nieuwe informatie), terwijl dit bij de ziekte van Alzheimer voornamelijk een verstoorde retentie (terughalen van eerder geleerde informatie) is.  
22
epilsepsie is een symptoom aan...
onderliggende hersenproblematiek
23
soorten symptomen epilepsie
Tonisch (krampen) en schokken (clonisch)
24
prevalentie epilepsie
1 op de 10 mensen heeft ooit een epilepsie aanval. 1 op de 3 van hen heeft een chronische aandoening = epilepsie. In Nederland is de prevalentie 0.5%. Het komt vaker voor bij kinderen (meyelinisatie van de witte stof banen) en bij ouderen (degeneratie). De disbalans die daar aanwezig is, is een bodem voor epilepsie.
25
epileptische aanval
en abnormale, overmatige (te veel), synchrone ontlading (leidt tot chaos) van corticale neuronen ->dit ontstaat tot de symptomen van epilepsie. Je hebt epilepsie als je >2 aanvallen per jaar hebt.
26
3 aanvalstypes epilepsie
Er wordt gekeken waar de aanval begint in de hersenen. - focaal - gegeneraliseerd - onbekend
27
oorzaken epilepsie
1. verworven (0.5% van populatie): je had het eerst niet maar door: tumor, hersenletsel, hersenbloeding of zuurstofgebrek ontwikkeling. 2. Genetisch (1.5% van populatie) 3. Aanleg stoornis (vaker in kinderen): als gevolg van hersenletsel en stoornis in de neurale ontwikkeling.
28
2 soorten vormen EEG bij epilepsie
1. Gegeneraliseerd, alle elektrodes tegelijkertijd een ontregeling. 2. Focaal, een paar elektrodes laten een ontregeling zien.
29
Jacksonian March
Als de aanval precies op de plek zit in de duim, dan begint dit met trekkingen in de duim. De symptomen spreiden zich uit over de sensorische cortex.
30
2 aspecten van classificatie epilepsie
Twee belangrijke aspecten: 1. Oorzaak van epilepsie a. Symptomatisch: oorzaak van epilepsie is bekend b. Idiopathisch: oorzaak is onbekend c. Cryptogeen: waarbij de oorzaak van de epilepsie waarschijnlijk een afwijking of beschadiging van de hersenen is. Alleen deze afwijking of beschadiging kan (nog) niet worden aangetoond 2. generalisatie of partieel
31
converse stoornis
Soms kan men onbewust een epileptische aanval veroorzaken
32
Behandeling van epilepsie
In 70% van de gevallen is medicatie efficiënt. 1. Inhiberend: verhoogd GABA-activiteit 2. Excitatie: vermindert Glutamate neurotransmitters Liefst het gebruik van een medicijn, maar vaak wordt er gebruik gemaakt van een combinatie.
33
2 pijlers epilepsie
voorlichting en medicatie
34
Aanvalsmedicatie
medicatie die je geeft als je een aanval ziet aankomen. Deze medicatie legt in een keer de aanval plat. Deze mensen zijn een aantal uren buiten westen of in mindere mate.
35
preventieve medicatie
beperkt de disbalans tussen excitatie en inhibitie.
36
functionele neurochirurgie
De chirurgie is erop gericht om het functionele te verbeteren, door een selectie ingreep te doen
37
Callosotomie
het corpus callosum doorsnijden -> de epileptische aanval van de LH kan niet doortrekken naar de RH.
38
Selectiecriteria voor de functionele neurochirurgie
1. Epilepsie reageert niet op medicatie 2. Duidelijke epilepsiehaard; weten waar de epilepsie in de hersenen vandaan komt. 3. Epileptogene zone is niet functioneren van aard, denk bijvoorbeeld aan het gebied van Broca. 4. Verlies van functie als gevolg van de operatie blijft beperkt.
38
Wat kunnen de gevolgen zijn van epilepsie?
* Lager IQ als de epilepsie op vroege leeftijd begint * Problemen met schoolse vaardigheid * Meer gedragsproblemen; gevoel van uitsluiting * Bij hemiplegische kinderen is epilepsie geassocieerd met cognitieve tekorten.
39
Traumatisch hersenletsel prevalentie
Incidentie: 2-8 per 1000 inwoners per jaar. Man vrouw = 2: 1. 50% van de mensen zijn 20-30 jaar, 15-24 is de grootste groep.
39
type epilepsie
- gegeneraliseerde epilepsie - idopathische gegeneraliseerde epilepsie
40
hoge mortaliteit/ morbiditeit.
Er zijn hierbij weinig behandelingsmogelijkheden en een moeilijk voorspelbare uitkomst.
41
open en gesloten hersenletsel.
Bij gesloten hersenletsel is er sprake van focale schade + diffuse schade (de spanning kan nergens heen). axonen kunnen afscheuren of verdraaien. Dit betekent dat de overdracht kapotgaat = neuronale schade.
42
primaire beschadiging
bij gesloten letsel, mecinsche processen en acuut
42
Coup versus contrecoup
(plek van schade) en plek ertegenover
43
Clasgow Coma Schaal
ernistig= GCS<9 matig= GCS 9-12 en licht= GCS 13-15
43
Secundaire beschadiging
pathofysiologische processen & geleidelijk
44
Post Traumatische Amnesie (PTA)
TA wordt berekend inclusief de duur van de coma. Het oplossen van PTA: island of memory. De hersenen zijn erg bezig om zichzelf te herstellen, ze hebben dan soms al even de tijd om een stukje geheugen aan te maken. De duur van de PTA geeft iets aan over de ernst van het trauma van de hersenen.
45
46
47
48
49
50
51