Klinische stoornissen in de zuur-base balans Flashcards
(8 cards)
1
Q
Zonder nomogram zien of er sprake is van een metabole/respiratoire acidose/alkalose
A
- Kijken naar de pH
2. Past de pCO2 of de [Bic] bij die pH?
2
Q
Metabole acidose oorzaken
A
- toegenomen zuur productie: organische zuren
- verlies van bicarbonaat: in de nier of niet in de nier
- verminderde renale zuur excretie: verminderde productie nieuw bicarbonaat
3
Q
Anion gap
A
Geeft indicatie of er iets aan de hand is met productie van anionen die nier HCO3- of Cl- zijn. Er is een vast deel anionen die niet standaard gemeten worden: meestal eiwitten: albumine
- Anion gap = [Na] – [Cl] – [Bic], normaal 12 mmol/L
- > verhoogd -> metabole acidose door ‘nieuw zuur’
4
Q
Insuline
A
Maakt de cel doorlaatbaar voor glucose voor energie. Stel je hebt geen insuline, moet je een vervanger hebben: Ketonen -> zuurresten en een HCO3- minder door buffering
5
Q
Diarree
A
Zit veel bicarbonaat in -> metabole acidose -> nier gaat pH zo laag mogelijk: 4,5
6
Q
Metabole alkalose oorzaken
A
- door chloor depletie: braken, diuretica, lang zweten
- kalium depletie
- HCO3- toediening
- > allemaal voor meer reabsorptie van HCO3- in de PT
7
Q
Bicarbonaat uitscheiden
A
- door minder te reabsorberen
- in verzamelbuis actief uitscheiden: aIC kan zich binnenste buiten keren zodat de waterstof-ATPase aan de basolaterale membraan staat zodat je H+ in je bloed uitscheidt en HCO3- in de urine
8
Q
Ammoniogenese
A
- glutamine komt cel binnen in PT -> omgezet tot oa alfa-ketoglutaraat en uiteindelijk tot vorming H+ die in de urine worden uitgescheiden ivv NH4+
- in Lis van Henle: via NKCC2 mee naar binnen
- in verzamelbuis weer in de vorm van H+ uitgescheiden te worden: dan pas nieuw bicarbonaat