knm instanties Flashcards
(32 cards)
1
Q
het deel
A
the part
2
Q
een paar
A
a few
3
Q
het dorp
A
the village
4
Q
de aangifte
A
declaration
5
Q
de afdeling
A
the department
6
Q
het uittreksel
A
the excerpt
7
Q
Burgerzaken
A
Civil Affairs
8
Q
Basisregistratie Personen
A
Basic Registration of Persons
9
Q
melden
A
to report
10
Q
voldoen
A
satisfy
11
Q
de voorwarde
A
the condition
12
Q
de schuur
A
the shed
13
Q
bouwen
A
build
14
Q
de bijstandsuitkering
A
social assistance benefit
15
Q
de wet
A
the law
16
Q
veiligheid
A
safety, security
17
Q
het ongeluk
A
the accident
18
Q
het misdrijf
A
the crime
19
Q
de dader
A
the perpetrator
20
Q
oplossen
A
solve
21
Q
voorkomen
A
prevent, occur
22
Q
de dief
A
the thief
23
Q
de aangifte
A
the declaration
24
Q
het slachtoffer
A
the victim
25
het geweld
the violence
26
ernstig
serious, grave
27
het gevecht
the fight
28
het noodgeval
the emergency
29
de overheid
the government
30
dien
file (verb)
31
de klacht
the complaint
32
de ervaring
the experience
