Kns Flashcards
(71 cards)
1
Q
Welk
A
Which
2
Q
Wat
A
What
3
Q
Waar
A
Where
4
Q
Wie
A
Who
5
Q
Hoe
A
How
6
Q
Werelddeel
A
Continent
7
Q
Ligt
A
Lies
8
Q
Zuidelijk
A
Southern
9
Q
Ten
A
At
10
Q
Oosten
A
East
11
Q
Betekent
A
Means
12
Q
Zie
A
See
13
Q
Als
A
If/when
14
Q
Dijk
A
Dique
15
Q
Wonen
A
Are living
16
Q
Véél
A
Many
17
Q
Mensen
A
People
18
Q
Weinig
A
Few
19
Q
Hoofdstad
A
Capital
20
Q
Stad
A
City
21
Q
Regering
A
Government
22
Q
Woont
A
Lives
23
Q
Koning
A
King
24
Q
Zeehaven
A
Seaport
25
Luchhaven
Airport
26
Komt
Comes
27
Vaak
Often
28
Nat
Wet
29
Droog
Dry
30
Moet
Must
31
Opniew
Renovate
32
Rybewijs
Driver license
33
Halen
get it
34
Zijn
Are
35
Weg/wegen
Road/roads
36
Rustic
Quiet
37
Druk
Busy
38
Daar
There
39
Bezette
Occupied
40
Scheiding
Separation
41
Tweede wereldoorlog
Second World War
42
Onfhankelijk
Independent
43
Waardoor
Cause/motivation/reason
44
Na
After
45
Tijdens
While
46
Beroemd
Famous
47
Oorlog
War
48
Oud
Old
49
Handel
Commerce
50
Waren
Were
51
Hoeveel
How long
52
Staat
State
53
Schilderij
Painting
54
Schepen
Ship
55
Maakte
Made
56
Visvangst
Fishing
57
Schilder
Painter
58
Plaatje
Picture
59
Buiten
Outside
60
Verkeer
Traffic
61
Ziet u
Are you seeing
62
Levem
Vivem
63
Nou
Well
64
Binnen
Inside
65
Fietsen
Bicycle
66
Noemen
Chamamos
67
Sinds
Since
68
Gastarbeiders
Guest workers
69
Die
That
70
Kwamen
Come (plural)
71
Onafhankelijk
Independent
