KWALI tem p. 11 Flashcards

(27 cards)

1
Q

Wat zijn de onderzoeksvragen in het voorbeeld?

A
  • Leidt de TPI week tot een voldoende niveau van competentie inzake geweldsbeheersing?
  • Welke factoren spelen een rol in die impact?

TPI staat voor tactische politie-interventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de drie categorieën van voorwaarden in het conceptueel kader.

A
  • Docentkenmerken
  • Studentkenmerken
  • Programmakenmerken

Voorbeelden zijn expertise, motivatie en trainingsmethoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de eerste fase in de gemeenschappelijke structuur van kwalitatieve analyse?

A

Klaarmaken van het materiaal (digitaliseren)

Dit kan bijvoorbeeld door transcriberen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt de fase ‘Afbreken’ in tijdens de kwalitatieve analyse?

A
  • Data opsplitsen
  • Niet relevante data wegfilteren

Dit kan vergeleken worden met de metafoor van de analyse van een archeologische site.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is narratieve analyse?

A

Zoeken naar het verhaal en de vorm van de boodschap

Focus op de formele structuur, niet enkel de volgorde van gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het doel van kwalitatieve inhoudsanalyse?

A

Coderen en interpreteren van inhouden van teksten

Het gaat verder dan louter tellen van inhouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het centrale doel van interpretatieve (fenomenologische) analyse?

A

Onderzoeken hoe mensen betekenis geven aan hun omgeving

De aanpak lijkt sterk op grounded theory.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de nadruk bij grounded theory?

A

Inductieve weg

Dit betekent vertrekken van specifieke observaties naar een theorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is selectief coderen?

A

Naar een theorie evolueren door concepten met elkaar in verband te brengen

Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat men onderzoekt welke processen leiden tot welke uitkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de stappen in het theoretisch model voor onderzoek?

A
  • Onderzoek opzetten
  • Open data verzamelen
  • Open coderen
  • Axiaal coderen
  • Selectief coderen
  • Rapporteren

Dit model beschrijft een ideale cyclus van dataverzameling en analyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de voordelen van softwarepakketten voor kwalitatieve data-analyse?

A
  • Consistentie
  • Snelheid
  • Representatie
  • Consolidering

Voorbeelden zijn NVivo, ATLAS.ti en MAXQDA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de drie manieren van doorlezen bij de eerste kennismaking met het materiaal?

A
  • Letterlijk lezen
  • Interpretatief lezen
  • Reflexief lezen

Elke manier heeft een andere focus en doelstelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het doel van memo’s in de analyse-instrumenten?

A

Persoonlijke instrumenten voor het noteren van ideeën

Memo’s kunnen op elk moment worden genoteerd, zoals tijdens dataverzameling of coderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de twee groepen van grafische voorstellingen in kwalitatief onderzoek?

A
  • Netwerken (pijlenschema’s)
  • Matrices (tabellen)

Beide groepen zijn nuttig voor zowel analyse als rapportering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een belangrijke aandachtspunt bij het coderen?

A

Behoud aandacht voor bijkomende indelingen

Bijvoorbeeld indeling cognitief/affectief/gedragsmatig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kun je verklaren in kwalitatief onderzoek?

A

Ja, bepaalde vormen kunnen verklarende onderzoeksvragen beantwoorden

Bijvoorbeeld process-tracing.

17
Q

Wat zijn sensitizing concepts?

A

Concepten die de onderzoeker gevoelig maken voor bepaalde onderwerpen bij dataverzameling

Ze helpen bij het begrijpen van de context en richting van het onderzoek.

18
Q

Wat is het belang van een logboek in kwalitatief onderzoek?

A

Chronologisch overzicht van dataverzameling en -analyse

Dit is cruciaal voor transparantie en reproduceerbaarheid.

19
Q

Wat beschrijven de verklaringen van respondenten?

A

Geen gedrag verklaren

De verklaringen zijn bedoeld om inzichten te bieden zonder direct gedrag te verklaren.

20
Q

Wat laat het onderzoeksdesign voor het werkcollege methodologie niet toe?

A

Verklarend onderzoek

Dit betekent dat het design niet geschikt is voor het vaststellen van oorzakelijke relaties.

21
Q

Wat is een voorbeeld van een onderzoeksvraag?

A

Leidt de TPI week in de basisopleiding tot voldoende competentie inzake geweldsbeheersing?

TPI staat voor tactische politie-interventie.

22
Q

Welke factoren spelen een rol in de impact volgens de onderzoeksvragen?

A
  • Docentkenmerken
  • Studentkenmerken
  • Programmakenmerken

Deze factoren zijn geen variabelen, maar categorieën die van invloed kunnen zijn.

23
Q

Wat zijn voorbeelden van docentkenmerken?

A

Expertise

De expertise van de docent kan de leerervaring van studenten beïnvloeden.

24
Q

Wat zijn voorbeelden van studentkenmerken?

A

Motivatie

De motivatie van studenten kan hun leerresultaten beïnvloeden.

25
Wat zijn voorbeelden van programmakenmerken?
Trainingsmethoden ## Footnote Verschillende trainingsmethoden kunnen de effectiviteit van de opleiding beïnvloeden.
26
Vul de lege ruimte in: 'I: vond u dat de trainingsmethode goed was?' R: 'Ja, da was nu ne keer ne goede ______.'
trainer ## Footnote Dit antwoord geeft aan dat de trainer een positieve impact had op de studenten.
27
Wat geeft de respondent aan over de voorkennis van de studenten?
Er is verschil in voorkennis ## Footnote Dit betekent dat studenten verschillende niveaus van ervaring en kennis hebben.