KWALI tem p. 24 Flashcards

(49 cards)

1
Q

Wat is open coderen?

A

Een traag en intens proces waarbij systematisch tekst wordt doorlopen, in fragmenten wordt opgesplitst en aan elk fragment 1 of meerdere codes worden toegekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de centrale leidraad bij open coderen?

A

De onderzoeksvraag, maar ook openstaan voor onverwachte elementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke mentale stappen zijn er bij open coderen?

A
  • Waarover gaat dit?
  • Is dit relevant voor mijn onderzoek?
  • Welke code?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de risico’s van automatisch coderen?

A

Het kan leiden tot een louter beschrijvende/oppervlakkige analyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn in-vivo codes?

A

Codes die woorden van de respondent zelf gebruiken en niet theoretische termen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de definitie van het fragment in open coderen?

A

Woord voor woord coderen, heel intensief en precies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de verschillende manieren om te coderen?

A
  • Woord voor woord
  • Stukje per stukje
  • Voorval per voorval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is projectie in coderen?

A

Het zoeken naar bevestiging voor eigen assumpties of hypothesen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn mogelijke oplossingen voor projectie?

A
  • Consistent coderen
  • Coderen door verschillende personen
  • Dicht bij originele data blijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een beschrijvende matrix in open coderen?

A

Een matrix om achtergrondkenmerken van respondenten in kaart te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is axiaal coderen?

A

Een proces waarbij codes worden gereduceerd, opgeruimd en gecategoriseerd in concepten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn hoofdcodes en subcodes?

A

Hoofdcodes zijn hoofdconcepten; subcodes zijn specifieke aspecten binnen die hoofdcodes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen axiaal coderen en kwantitatief onderzoek?

A

Axiaal coderen richt zich op thick description en context, terwijl kwantitatief onderzoek meer op cijfers en generaliseerbare bevindingen gericht is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt de subjectiviteit van de respondent in?

A

De invulling van een concept kan verschillen van respondent tot respondent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het nut van memo’s tijdens axiaal coderen?

A

Memo’s helpen bij het vastleggen van voorlopige analyseresultaten en ideeën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de twee benaderingen in coderen?

A
  • Deductief (a-priori benadering)
  • Inductief (emergence)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een ‘richtinggevend codeerschema’?

A

Een schema dat geen voorspelling van te vinden codes biedt, maar een potentiële classificatie voor codes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is het belangrijk om gelijkenissen te zien in fragmenten?

A

Het helpt om diepere patronen te ontdekken en voorkomt te veel codes met een zwakke analyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de voordelen van het gebruik van werkwoorden bij coderen?

A

Ze benadrukken het dynamische karakter en helpen om door de ogen van de respondent te kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de rol van theoretische memo’s?

A

Ze verbinden data met hypothesen en helpen bij het voorbereiden van rapportages.

21
Q

Wat houdt ‘puzzelen met codes’ in tijdens axiaal coderen?

A

Het intensief nadenken over het opkuisen en clusteren van codes.

22
Q

Wat zijn de valstrikken bij het coderen?

A
  • Projectie
  • Scheve steekproeven
  • Stemming en stijl
  • Gelijkenissen niet zien
23
Q

Wat is axiaal coderen?

A

Een fase in data-analyse gericht op het stellen van vragen en het afbakenen van concepten

Axiaal coderen vraagt om dieper inzicht en het plaatsen van codes in een conceptueel kader.

24
Q

Wat zijn dyadische contrastvragen?

A

Vragen waarbij twee codes worden geconfronteerd om verschillen te identificeren

Voorbeeld: houding ten opzichte van camera’s versus drones.

25
Wat is de flip-flop techniek in onderzoek?
Een techniek waarbij de onderzoeker zich afvraagt wat als de wereld tegenovergesteld zou zijn van wat verwacht wordt ## Footnote Dit helpt bij het falsificeren van hypotheses.
26
Wat is het doel van selectief coderen?
Het verbinden van verschillende categorieën en het samenbrengen van gegevens in een verhaal ## Footnote Dit leidt tot een antwoord op de onderzoeksvraag.
27
Wat is een kerncategorie in selectief coderen?
Een concept dat terugkomt in alle interviews of observaties en verbonden is met andere concepten ## Footnote Voorbeeld: houding ten opzichte van cameratoezicht.
28
Wat zijn enkele methoden voor selectief coderen?
* Verhalend werken * (Pijlen)schema's * Matrices * Metaforen * Typologieën ## Footnote Deze methoden helpen bij het creatief en systematisch verbinden van concepten.
29
Wat houdt verhalend werken in?
Zoeken naar de centrale verhaallijn en de boodschap van respondenten ## Footnote Dit helpt bij het afleiden van concepten in hun onderlinge verband.
30
Wat is het doel van (pijlen)schema's?
Axiale codes in een schema brengen en de relaties tussen concepten visualiseren ## Footnote Dit kan zowel causale als niet-causale relaties weergeven.
31
Wat is een matrix in selectief coderen?
Een hulpmiddel om de relatie tussen concepten te benadrukken door combinaties van kolommen en rijen ## Footnote Dit kan bijvoorbeeld concepten tegenover respondenten zetten.
32
Hoe wordt de inhoud van cellen in een matrix ingevuld?
* Omschrijving van antwoorden * Theoretische omschrijving * Kwantitatieve indicatoren * Letterlijke fragmenten ## Footnote Dit helpt bij het structureren van kwalitatieve data.
33
Wat zijn gepercipieerde oorzaken van jeugddelinquentie?
Factoren die respondenten zien als invloedrijk op jeugddelinquentie ## Footnote Dit kan in een matrix worden weergegeven per respondent.
34
Wat is een voorbeeld van een matrix over detentiebeleving?
Een matrix die de ervaringen van kort- en langgestrafte gedetineerden samenvat ## Footnote Dit kan inzicht geven in hun perceptie van onderwijsmogelijkheden en sportaanbod.
35
Wat is de rol van de onderzoeker bij het gebruik van matrices?
Reflecteren en beslissen welke matrices nuttig zijn voor rapportage ## Footnote Matrices zijn flexibele analytische instrumenten.
36
Wat zijn risicofactoren in jeugddelinquentie?
Factoren die een verhoogd risico op delinquent gedrag aangeven ## Footnote Dit omvat bijvoorbeeld invloed van peers en gezinsstructuur.
37
Wat zijn beschermende factoren tegen jeugddelinquentie?
Factoren die het risico op delinquentie verminderen ## Footnote Voorbeeld: ouderlijke supervisie.
38
Wat is het belang van de houding van de Vlaming ten aanzien van jeugddelinquentie?
Het biedt inzicht in de maatschappelijke percepties en factoren die hiermee samenhangen ## Footnote Dit is relevant voor het formuleren van beleid.
39
Wat zijn de manieren waarop langgestrafte gedetineerden het sportaanbod beleven?
Beleving van het sportaanbod door langgestrafte gedetineerden ## Footnote Dit is een relevante onderzoeksvraag in de context van het welzijn van gedetineerden.
40
Wat is het doel van het gebruik van matrices in de analyse?
Flexibel analytisch instrument om veel informatie geordend samen te brengen ## Footnote Matrices helpen bij de reflectie en het structureren van gegevens.
41
Hoe kunnen matrices worden gecombineerd?
Combinatie van concepten met respondenten of respondenten met concepten ## Footnote Dit helpt om inzicht te krijgen in de antwoorden van verschillende respondenten.
42
Wat is het doel van metaforen in de analyse?
Geobserveerd fenomeen beschrijven en creativiteit stimuleren ## Footnote Metaforen kunnen helpen bij systematische beschrijvingen, maar zijn geen exacte weergave van de werkelijkheid.
43
Wat zijn idealtypes in de typologieën?
Observaties classificeren in duidelijk onderscheiden types ## Footnote Idealtypes zijn theoretische modellen die in de praktijk niet altijd perfect voorkomen.
44
Wat zijn de kenmerken van de punitieve model in de typologieën?
* Referentie: Misdrijf * Middel: Leedtoevoeging * Doel: Openbare orde * Positie slachtoffer: Secundair * Evaluatiecriteria: Rechtvaardigheid * Maatschappijtype: Machtsstaat ## Footnote Dit model richt zich op het straffen van misdrijven.
45
Wat zijn de kenmerken van het herstelmodel in de typologieën?
* Referentie: Schade * Middel: Herstelverplichting * Doel: Opheffing schade * Positie slachtoffer: Centraal * Evaluatiecriteria: Tevredenheid betrokkene * Maatschappijtype: Responsabiliserende staat ## Footnote Dit model focust op het herstellen van de schade en betrokkenheid van het slachtoffer.
46
Wat is de rol van selectief coderen in de analyse?
Controleren van relaties tussen concepten en integreren in een consistente theorie ## Footnote Selectief coderen omvat ook het zoeken naar falsificatie en deviante observaties.
47
Wat zijn de strategieën voor het analyseren van focusgroepen?
* Tellen van meningen * Aandacht voor conversatiecontext * Aandacht voor het verloop van het gesprek ## Footnote Focusgroepen vereisen aandacht voor groepsdynamiek en invloed van de moderator.
48
Vul in de lege ruimte: Selectief coderen gaat niet alleen over ______.
[relaties tussen concepten] ## Footnote Het omvat ook de integratie van deze concepten in een consistente theorie.
49
Wat zijn interessante bijkomende onderzoeksvragen bij typologieën?
Onder welke condities komen welke types voor? ## Footnote Dit kan leiden tot inzicht in de toepassing van verschillende modellen in de praktijk.