kwantitatief onderzoek Flashcards
(66 cards)
kwantum=
hoeveelheid
kwanta=
meerdere aantallen
eigenschappen kwantitatief oz
- niet veranderbaar tijdens proces; zoveel mogelijk op voorhand vastgelegd
empirische cyclus =
cyclus die wordt toegepast om kennis op te doen uit ervaring, door middel van het opstellen van hypotheses en deze te toetsen.
inductie =
= manier v redeneren, formuleren v/e onderstelling ahv waarneming, experiment en hypothese
(praktijk–>theorie)
hypothese =
= uitspraak met een waarschijnlijkheidskarakter
=nog niet bewezen veronderstelling, voorlopig antwoord.
deductie =
redeneren vanuit een algemene wet of stelling, waarna je deze toepast op concrete situaties en gebeurtenissen. (theorie–> praktijk)
het kwantitatief verwerkingsproces: (5)
- fenomeen (meten)
- variabelen (opslag)
- gegevens (verwerking)
- resultaten (interpretatie)
- informatie
fenomeen=
verschijnselen, iets dat we waarnemen met zintuigen (bv caries)
variabelen =
= eigenschap die kan worden gemeten en veranderen
- kan niet worden waargenomen, wel gemeten (bv caries graad 1)
gegevens=
= opslag v metingen, verzameld
- cijfers krijgen pas waarde als je meetproces kent
resultaten=
= samengebrachte gegevens waarop statische bewerking is toegepast
- samengebracht in tabellen, grafiek, % of gemiddelden.
causaliteit=
oorzakelijk verband (interpretaties v observaties) (kan niet bewezen worden, wel wss maken door bewijs)
criteria om causaliteit vast te stellen (3) (Lazersfeld)
- tijd (oorzaak eerst, dan gevolg)
- empirisch onderzoek (relatie oorzaak-effect)
- geen 3e variabele.
wanneer kun je correlatie aantonen? (=definitie)
=samenhang
=wanneer verandering in fenomeen 1 samengaat met verandering in fenomeen 2
onafhankelijke variabele
variabele met min of meer vaste kenmerken
afhankelijke variable
afhankelijk variabale kan een waarde hebben die afhangt van onafhankelijke variabele
operationaliseren=
= beschrijven hoe we bepaald fenomeen gaan meten
- ‘vertalen’ van probleem naar metingen die moeten gebeuren
componenten onderzoeksvraag + voorbeelden
- probleem (tradities,ervaring, wet? literatuur,eigen oz)
- onderzoeksvraag
(relevant, uitvoerbaarheid, onderzoekbaarheid) - hypothese (voorlopig antwoord op de oz-vraag)
- operationaliseren
eigenschappen goede hypothese (3)
- drukt relatie tussen 2 variabelen uit (geen waardeoordeel! niet: beter dan)
- in overeenstemming met huidige kennis (basis)
- toetsbaar (kunnen afleiden uit oz)
inductieve hypothese =
hypothese dat vertrekt vanuit specifieke observaties om tot algemene uitspraak te komen
deductieve hypothese=
hypothese waarbij algemene wettingen/stellingen worden toegepast specifieke situaties
onderzoeksopzet=
= onderzoeksplan (hoe denken ze uit te voeren)
onderzoeksdesign=
weergave van effectief gerealiseerde observaties en meetmomenten (steekproef, instrumenten, tijdstippen en manier v meten)