l'ecologie Flashcards
(64 cards)
1
Q
de verandering
A
le changement
2
Q
de verbruiker
A
le consommateur
3
Q
het verbruik
A
la consommation
4
Q
de vaststelling
A
le constat
5
Q
gevaarlijk
A
dangereux, dangereuse
6
Q
veranderen
A
changer
7
Q
zoeken
A
chercher
8
Q
verbruiken
A
consommer
9
Q
vremindere, afnemen
A
diminuer
10
Q
beperken
A
limiter
11
Q
herstellen
A
réparer
12
Q
de planeet
A
la planète
13
Q
de grond, de bodem
A
le sol
14
Q
de aarde, de grond
A
la terre
15
Q
het recipiënt, het voorwerp waarin iets kan
A
le contenant
16
Q
het carpoolen
A
le covoiturage
17
Q
de ecologie, de milieukunde
A
l’écologie
18
Q
de recyclage, het hergebruik
A
le recyclage
19
Q
het milieu
A
l’environnement
20
Q
het waterzuiveringsstation
A
la station d’épuration
21
Q
het openbaar vervoer
A
les transports en commun
22
Q
biologisch afbreekbaar
A
biodégradable
23
Q
ecologishc, milieuvriendelijk
A
écologique
24
Q
schoon, milieuvriendelijk
A
propre
25
recycleerbaar
recyclable
26
recycleren
recycler
27
in bulk
en vrac
28
duurzaam
durable
29
de spaarlamp
l'ampoule basse consommation
30
de windturbine
l'éolienne
31
het zonnepaneel
le panneau solaire
32
de energiebron
la source d'energie
33
uitschaken, afzetten, loskoppelen
débrancher
34
het koolstofdioxide
le dioxyde de carbone
35
het afvalwater
les eaux usées
36
het fijne deeltje
la particule
37
het plastic
le plastique
38
de vervuiler
le pollueur
39
de vervuiling
la pollution
40
de fabriek
l'usine
41
vervuilend
polluant(e)
42
vuil
sale
43
poetsen, reinigen
nettoyer
44
vervuilen
polluer
45
de natuur
la nature
46
de bescherming
la protection
47
beschermen
protéger
48
de compost
le compost
49
het compostvat
le composteur
50
de stortplaats, de vuilnisbelt
la décharge
51
het (huishoudelijk) afval
les déchets (ménagers)
52
de plastic verpakking
l'emballage plastique
53
de verspilling
le gaspillage
54
het (huishoudelijk) afval (2)
les ordures (ménagères)
55
de vuilnisbak
la poubelle
56
de vuilniszak
le sac poubelle
57
het sorteren (van afval)
le trie (des déchets)
58
composteren
composter
59
verpakken
emballer
60
verspillen
gaspiller
61
weggooien
jeter
62
oprapen
ramasser
63
opslaan
stocker
64
(het afval) sorteren
trier (les déchets)
