L7

Question 1

0 (Zero)

Answer 1

Nul

Question 2

1 (One)

Answer 2

een (pron: ‘ayn’)
or één (in cases where the meaning is unsure)

een huis = a house (pron: ‘un house’)
één huise = one house (pron: ‘ayn house’)

Question 3

2 (Two)

Answer 3

Twee (pron: t’veigh)

Question 4

3 (Three)

Answer 4

Drie (pron: dtree)

Question 5

4 (Four)

Answer 5

Vier (pron: fveer)

Question 6

5 (Five)

Answer 6

Vijf (pron: fvayfe)

Question 7

6 (Six(

Answer 7

Zes (pron: zess)

Question 8

7 (Seven)

Answer 8

Zeven (pron: zseven)

Question 9

8 (Eight)

Answer 9

Acht

Question 10

9 (Nine)

Answer 10

Negen (pron: nayghen)

Question 11

10 (Ten)

Answer 11

Tien (pron: ‘teen’)

Question 12

11 (Eleven)

Answer 12

Elf

Question 13

12 (Twelve)

Answer 13

Twaalf

Question 14

13 (Thirteen)

Answer 14

Dertien

Question 15

14 (Fourteen)

Answer 15

Veertien

Question 16

15 - 19 (Fifteen - Nineteen)

Answer 16

Vijftien
Zestien
Zeventien
Achttien (note: keep both t’s)
Negentien

Question 17

20 (Twenty)

Answer 17

Twintig (pron: twentugh)

Question 18

30, 40, 50, 60, 70, 80, 90

Answer 18

30 Dertig
40 Veertig
50 Vijftig
60 Zestig
70 Zeventig
80 Tachtig ** Note “T” in beginning
90 Negentig

Question 19

100 (Hundred)

Answer 19

Honderd

Question 20

Plurals (complicated). Name three changes to nouns to create plural.

Answer 20

Add -en: één fiets … twee fietsen
Add -s: één winkel … drie winkels
Add -‘s: één auto … vier auto’s

Question 21

21 (Twentyone)

Answer 21

21 Eenentwintig

Question 22

1000 (Thousand)

Answer 22

Duizend (pron: douzund)

Question 23

1.000.000 (Million)

Answer 23

Miljoen

Question 24

Today

Answer 24

Vandaag

Question 25

Tomorrow

Answer 25

Morgen

Question 26

Yesterday

Answer 26

Gisteren