La vie de famille Flashcards
(176 cards)
1
Q
Les allocations familiales
A
De kinderbijslag
2
Q
Avoir des enfants
A
Kinderen krijgen
3
Q
Baisse
A
Loopt terug
4
Q
Familles nombreuses
A
Grote gezinnen
5
Q
Charges familiales
A
Gezinslasten
6
Q
Les ressources
A
De inkomsten
7
Q
À la charge de
A
Ten laste van
8
Q
La famille
A
De familie
9
Q
Le mari
A
De man (echtgenoot)
10
Q
La femme
A
De vrouw (echtgenote)
11
Q
Un bébé
A
Een baby
12
Q
Un(e) enfant
A
Een kind
13
Q
Un homme
A
Een man
14
Q
Une femme
A
Een vrouw
15
Q
Un garçon
A
Een jongen
16
Q
Une fille
A
Een meisje
17
Q
Un fils
A
Een zoon
18
Q
Une fille
A
Een dochter
19
Q
(Le) papa
A
De papa
20
Q
(La) maman
A
De moeder
21
Q
Le père
A
De vader
22
Q
La mère
A
De moeder
23
Q
Le frère
A
De broer
24
Q
La soeur
A
De zus
25
Un oncle
De oom
26
Une tante
De tante
27
Un cousin
Een (volle) neef
28
Une cousine
Een (volle) nicht
29
Un neveu
Een neef
30
Un nièce
Een nicht
31
Mon grand-père
Mijn grootvader
32
Petits-enfants
Kleinkinderen
33
Ma grand-mère
Mijn grootmoeder
34
Mon petit-fils
Mijn kleinzoon
35
Se ressemblent
Lijken op elkaar
36
Nos grands-parents
Onze grootouders
37
Mon beau-frère
Mijn zwager
38
Ma belle-soeur
Mijn schoonzus
39
J'ai fait la connaissance de
Ik heb kennis gemaakt met
40
Beaux-parents
Schoonouders
41
Pénétrer dans
Doordringen tot
42
Je suis accueilli
Ik word ontvangen
43
Gendre
Schoonzoon
44
Beau-fils
Stiefzoon
45
Beau-fille
Stiefdochter
46
Son mari
haar echtgenoot
47
Un lien de parenté
Verwantschap
48
Cette dame
Die mevrouw
49
La belle-mère
De schoonmoeder
50
L'aîné
De oudste
51
Fils unique
Enig kind
52
Liens familiaux
Familiebanden
53
Étroits
Hechter
54
Membres de la famille
Familieleden
55
Avons eu la visite
Hebben bezoek gehad
56
Une de mes connaissances
Een kennis van mij
57
Toute une bande
Een hele club
58
Le nom
De naam
59
S'appeler
Heten
60
Appeler
Noemen
61
La poupée
De pop
62
L'âge
De leeftijd
63
Jeune
Jong
64
Vieux
Oud
65
La jeunesse
De jeugd
66
La vieillesse
De ouderdom
67
Mademoisselle
Juffrouw
68
Quel âge as-tu
Hoe oud ben jij?
69
Ce sera mon anniversaire
Dan is mijn verjaardag
70
Pour mon anniversaire
Voor mijn verjaardag
71
Chers
Dierbaar
72
Orphelin(e)
Weeskind
73
Une dispute
Een ruzie
74
Scène de ménage
Echtelijke ruzie
75
Un couple/ménage
Een echtpaar
76
Divorcer
Scheiden
77
C'est pas vrai
Dat méén je niet
78
S'accordent
Bij elkaar passen
79
Divorces
Echtscheidingen
80
Ménage
Huishouden
81
S'habituér à
Wennen aan
82
Se lever
Opstaan
83
Réveiller
Wakker worden
84
Lui donner à manger
Haar te eten geven
85
Aller se coucher
Naar bed gaan
86
Ne pouvait s'en passer
Ze kon er niet buien
87
Histoires
Verhalen
88
Finissent mal
Slecht aflopen
89
A fait preuve de
Heeft blijk gegeven van
90
a été soigné
is verzorgd
91
a grandi
is gegroeid
92
Habitudes
Gewoonten
93
Se sont établis
Hebben zich gevestigd
94
Partager
Delen
95
Garde d'enfants
Kinderoppas
96
Gardent
Passen op
97
Une femme de ménage
Een werkster
98
Aider à ranger
Helpen met opruimen
99
Une bonne
Een dienstmeisje
100
Animaux domestiques
Huisdieren
101
Son maître
Zijn baasje
102
Une organisation de jeunes
Een jongerenorganisatie
103
Un centre de vacances
Een vakantiecentrum
104
Nous rejoindre
Bij ons voegen
105
Canaux
Grachten
106
Les vacances des Pâques
Paasvakantie
107
A la Pentecôte
Met Pinksteren
108
Voisins
Buren
109
Hé, les gars
Hé, jongens
110
Gosses
Jongens
111
Dépendre
Afhankelijk zijn van
112
Conditions
Omstandigheden
113
Élever
Opvoeden
114
Ont discuté
Hebben gediscussieërd
115
Argent de poche
Zakgeld
116
Défends .. de
Verbied
117
Permettent
Toelaten
118
Estime que
Ben van mening dat
119
Manque d'éducation
Slecht opgevoed
120
Enfant gâté
Verwend kind
121
Sont allés voir
Zijn gaan opzoeken
122
Sages
Lief
123
Comme il faut
Netjes
124
Auraient mérité
Zouden hebben verdiend
125
Les grondent
Op ze mopperen
126
Tendre
Zachtzinnig
127
L'école maternelle
De basisschool
128
L'enseignement
Het onderwijs
129
Va au collège
Zit op de middelbare school
130
Méchant
Gemeen
131
S'était battu
Had gevochten
132
L'instituteur
De onderwijzer
133
Sa conduite
Zijn gedrag
134
Il n'a pas classe
Hij is vrij
135
Faire ses devoirs
Zijn huiswerk maken
136
Travaille davantage
Harder werken
137
Doué
Begaafd
138
Faire de son mieux
Zijn best doen
139
Les dispositions
De aanleg
140
Sévère
Streng
141
Camarades de classe
Klasgenoten
142
Ce qu'ils sont devenus
Wat er van hen is geworden
143
Inviter
Uitnodigen
144
Naître
Geboren worden
145
Mourir
Sterven
146
A épousé avec
Is getrouwd met
147
Demande .. en mariage
Ten huwelijk gevraagd
148
Se sont opposés
Ze hebben zich verzet
149
De leur condition
Van hun stand
150
Consentir
Toestemmen
151
Ce faire-part
Deze kaart
152
Faire part
Kennis geven
153
Nouveaux mariés
Bruidspaar
154
Noces d'or
Gouden bruiloft
155
Sa compagne
Z'n partner
156
Vivre ensemble
Samenwonen
157
Un célibataire
Een vrijgezel
158
Ont des enfants
Kinderen krijgen
159
Accoucher d'
Kinderen krijgen
160
Est né
Is geboren
161
Être déclaré
Aangegeven worden
162
Sur le livret de famille
In het trouwboekje
163
L'état civil
Burgerlijke stand
164
Actes
Akten
165
La maternité
De kraamkliniek
166
Le baptême
De doop
167
Neveu adorable
Schattig neefje
168
Mignon(ne)
Schattig
169
A la Toussaint
Met Allerheiligen
170
Cimetière
Kerkhof
171
Sur la tombe
Op het graf
172
La nuit de Noël
In de kerstnacht
173
A la Saint-Sylvestre
Met oudejaarsavond
174
feu d'artifice
Vuurwerk
175
Le jour de l'an
Nieuwjaarsdag
176
Souhaire la bonne année
Gelukkig nieuwjaar wensen
