lagereschoolleeftijd Flashcards
(29 cards)
De denkontwikkeling van het lagereschoolkind ontwikkelt van het … denken naar het … denken
van preconventioneel naar concreet-operationeel denken
Denkontwikkeling:
Wat is het concreet-operationeel denken?
- in de lagereschoolleeftijd
=operaties zijn gebonden aan actuele, concrete objecten uit gekende wereld waarmee het kind concreet ervaring heeft
bv. weren met concrete getallen en aantallen van concrete objecten
Denkontwikkeling
wat is het formeel-operationeel denken?
- in adolescentie
= denken in termen van logische operaties
bv. werken met hypotheses/veronderstellingen, met abstracte gegevens/formules
Denkontwikkeling:
Noem de kenmerken van concreet-operationeel denken.
1) omkeerbaarheid
2) ordenen
A) classificeren
B) serieel ordenen
3)conservatie
Denkontwikkeling:
Leg het kenmerk omkeerbaarheid uit van het concreet-operationeel denken.
Het lagereschoolkind kan voorstellen hoe bepaalde gebeurtenis omgekeerd kan verlopen: een uitgevoerde handeling/complementaire bewerking kan in gedachten teruggedraaid worden tot beginsituatie
-ook emotionele rolomkering: vermogen zich in gedachten van andere te plaatsen en sociale situatie op cognitief vlak te begrijpen op complexe wLeijze
Leg het kenmerk ordenen uit van het concreet-operationeel denken.
A)classificeren: kind kan ordenen volgens 2 ordeningsprincipes tegelijk ( bv. kleur en vorm)
B)serieel ordenen: ordenen in stijgende en dalende lijn
Leg het kenmerk conservatie uit van het concreet-operationeel denken.
= behoud van dingen
uiterlijke veranderingen aan object; veelal geen invloed op hoeveelheid, lengte, oppervlakte, gewicht, volume…
dynamisch-affectieve ontwikkeling:
hoe noemt Freud ook wel de lagere schoolleeftijd waarin het kind een emotioneel evenwicht vind?
+ leg uit
= Latentiefase:
de seksuele ontwikkeling komt op de achtergrond;
kind heeft hier wel nog zakelijk interesse voor of gaat nog steeds op ontdekking wat seksualiteit betreft maar minder erotisch-lichamelijk –> aandacht van lichamelijke naar mentale; meer energie vrij voor de ontwikkeling op andere gebieden
dynamisch-affectieve ontwikkeling:
Welk ontwikkelingsstadium stelt Erikson centraal in de lagereschoolleeftijd? + leg uit
Tegenstelling tussen vlijt en minderwaardigheid
vlijt: gevoel van competentie/vaardigheid/constructiviteit/productiviteit : moet zich de kennis en vaardigheden van de cultuur eigen maken; ervaren dat het op positieve wijze bijdraagt aan de wereld buiten zichzelf door gebruik te maken van de eigen werkkracht en eigen persoonlijke waarde
ervaring van mislukking(wnr het kind op geen enkele wijze ervaart dat het een waardevolle bijdrage kan leveren)-> gevaar tot minderwaardig gevoel
dynamisch-affectieve ontwikkeling
wat heeft het lagereschoolkind nodig in de ontwikkeling van vlijt tegenover minderwaardigheid?
belangstellende volwassenen en leeftijdgenoten
dynamisch-affectieve ontwikkeling
geef een vb van een ontwikkelingsreferentie die de ontwikkeling kan bemoeilijken
vechtscheiding, ziekte
de morele ontwikkeling (het geweten):
welke vordering is er gemaakt in de morele ontwikkeling van het lagereschoolkind ten opzichte van de kleuter?
*Het geweten(denken) is verder ontwikkeld –> oordeelsvermogen op hoger niveau
*8/9jarigen kunnen onderscheid maken tussen feiten/gedrag en bedoelingen die aan dit gedrag ten grondslag liggen; staren zich niet meer blind op één opvallend element in een situatie; wegen meerdere aspecten af tov elkaar
jongere kinderen; houden vnl rekening met de ernst van gevolgen van het gedrag, niet met bedoelingen; oordelen obv schijn,regels nog niet genoeg verinnerlijkt
* lagereschoolkinderen meer bedreven in zoeken naar verantwoordelijke factoren voor ets wat gebeurd is; betrekken meer omgevingsfactoren bij beoordeling van bepaalde daden/gedrag: subjectieve verantwoordelijkheid
kleuter: objectieve verantwoordelijkheid
de morele ontwikkeling (het geweten):
De morele ontwikkeling in de lagereschoolleeftijd is nog beperkt. Leg uit:
het normbesef van het kind is nog onkritisch, naïef volgens Kohlberg; er is nog geen persoonlijk geweten;
in het oordelen over een situatie zal het kind terugvallen op ouderlijke normen en normen aangereikt door belangrijke volwassenen in omgeving;
nemen spontaan de heersende opvattingen over rollen en regels over van de omgeving, zonder daar vragen bij te stellen
nog niet in postconventionele fase
de morele ontwikkeling (het geweten):
leg de postconventionele fase(Kohlberg) uit
+ geef vb.
de postconventionele fase; in de volwassenheid;
iemand kan afwegen welke waarde in welke situatie de doorslag moet geven; de regels worden erkend maar toch ook overschreden om elkaar herstel toe te laten
vb. in rechtszaak ‘mildheid van oordelen’ in verzachtende omstandigheden
vb. vreemdgaan; erkenning van overtreding, maar herstel mogelijk
Noem de 3 morele ontwikkelingsfases van Kohlberg
1) pre-conventionele fase (kleuterleeftijd)
2) conventionele fase (lagereschoolleeftijd)
3) postconventionele fase (volwassenheid)
De relatie met leeftijdsgenootjes en tot stand komen van vriendschappen:
Leeftijdsgenootjes staan meer en meer centraal bij lagereschoolkinderen? Leg uit.
+ waarom is die interactie belangrijk?
*de kinderen worden meer zelfstandig, minder afhankelijk van ouders -> brengen meer tijd zonder ouders door en meer met vrienden
belangrijk:
- nieuwe opvattingen over zichzelf vormen
- oefenen passende omgangsvormen
- draagt bij tot sociale groei
- kinderen willen erbij horen
- geslachtsidentiteit wordt verder uitgebouwd in relatie met leeftijdsgenootjes
De relatie met leeftijdsgenootjes en tot stand komen van vriendschappen:
Hoe wordt de geslachtsidentiteit verder uitgebouwd in relatie met leeftijdsgenootjes?
meisjes gaan met meisjes optrekken, jongens met jongens; overeenkomsten binnen het eigen geslacht worden benadrukt, het andere geslacht verdwijnt uit de aandacht en vervreemdt
Dit wordt ook wel scheiding der geslachten genoemd.
De relatie met leeftijdsgenootjes en tot stand komen van vriendschappen:
Benoem 5 verschillen in de vriendschapsrelaties tussen jongens en die tussen meisjes.
1) j; meer competitief m: werken samen voor huiswerk
2) j; bekleden grotere ruimte tijdens het spelen m: gebruiken kleinere oppervlakte
3) j; spelen in grotere groepen spelen in kleinere groepen of met 2
4) j: spelen meer buiten m; spelen meer binnen
5) j: laten sneller nieuwkomer toe om mee te spelen m: sluiten meer uit; zijn meer exclusief
De relatie met leeftijdsgenootjes en tot stand komen van vriendschappen:
Wat doen lagereschoolkinderen om erbij te willen horen in een groep?
- ze conformeren zich; opvattingen en gedragingen worden overgenomen en bevestigd
- zich houden aan de groepsmoraal: afspraken die horen bij het groepsleven
Verschillende fasen in de ontwikkeling van vriendschap:
Noem de 3 fases in opvattingen over vriendschap
1) ‘een vriendje is om mee te spelen’ (5-7j)
2) ‘vriendschap als wederzijds vertrouwen (8-10j)
3) vriendschap waar wederzijds begrip centraal staat
(11-15j)
Verschillende fasen in de ontwikkeling van vriendschap:
Leg de eerste fase in opvatting over vriendschap uit.
5-7j:
*een vriendje is om mee te spelen;
iemand die dichtbij woont, iemand die leuk speelmateriaal heeft, iemand die dezelfde dingen leuk vindt
*hierin speelt persoonlijkheid geen rol
wel wat de ander doet(activiteiten) en wat de ander heeft( materieel)
*vriendschappen zijn flexibel: kan snel gedaan zijn, maar ook snel weer nieuwe vriendschappen maken
Verschillende fasen in de ontwikkeling van vriendschap:
Leg de tweede fase in opvatting over vriendschap uit.
8-10j: vriendschap als wederzijds vertrouwen
- wederzijds: daarmee vriendschappen niet meer zo gemakkelijk aan te gaan; ander moet ook willen
- vriendschap komt in gevaar wanneer de andere beloften verbreekt, roddelt achter de rug, wnr er geen hulp wordt aangeboden wnr nodig
Verschillende fasen in de ontwikkeling van vriendschap:
Leg de derde fase in opvatting over vriendschap uit.
11-15j: vriendschap waar wederzijds begrip centraal staat
- elkaar heel goed begrijpen, kennen, elkaars gevoelens en gedachten delen
- beste vriend; vertrouwensbron waar het mentale problemen kan uiten; meer dan bij ouders
- ook bij praktische problemen zoals geld tekort
Verschillende fasen in de ontwikkeling van vriendschap:
Hoe kwamen de 3 vriendschapsfases tot stand?
op 2 manieren:
1) vraag wie beste vriend is, waarom en wat daarvan verwacht
2) kleine verhaaltjes over vriendschap vertellen waarin er een probleem voordeed + hoe oplossen