LE NOUVEAY MOTS Flashcards

(99 cards)

1
Q

Een kap (om olie niveau te controleren)

A

un capot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een kruispunt

A

un carrefour

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een veiligheidsgordel

A

une ceinture de sécurité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een richtingsaanwijzer

A

un clignotant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een wegcode

A

le code de la route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een teller

A

un compteur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een bestuurder

A

un conducteur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een schets

A

un croquis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een fietser

A

un cycliste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een ruitenwisser

A

un essuie-glace

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een mistlicht

A

un feu antibrouillard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een rood licht

A

un feu rouge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een rem

A

un frein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een handrem

A

un frein à main

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een veiligheidshesje

A

un gilet de sécurité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een versnellingspook

A

un levier de vitesse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een verkeersbord

A

un panneau de signalisation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een voorruit

A

un pare-brise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een bumper

A

un pre-chocs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een zonneklep

A

un pare-soleil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een zebrapad

A

un passage piétons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een rijbewijs

A

un permis de conduire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een licht

A

un phare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een achteruitrijlicht

A

un phare de recul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een voetganger
un piéton
26
een fietspad
une piste cyclable
27
een parkeerplaats
une place de stationnement
28
een band
un pneu
29
een portier
une portière
30
een uitlaat
un pot d'échappement
31
een rondpunt
un rond-point
32
een straat met verboden richting
une rue à sens interdit
33
een eenrichtingsstraat
une rue àsens unique
34
een stoel
un siège
35
een dashboard
un tableau de bord
36
een gevarendriehoek
un triangle de signalisation
37
een verbandkist
une trousse de premiers secours
38
een stuur
un volant
39
PARKEREN
se garer
40
doorgang verlenen
céder le passage
41
voorrang geven
donner la priorité
42
een batterij
une batterie
43
een krik (om vb een auto op te liften)
un cric
44
de rook
la fumée
45
de olie
l'huile
46
een monteur
un mécanicien
47
een motor
un moteur
48
een brandstoftekort
une panne d'essence
49
een voorrang van rechts
une priorité de droite
50
een reservewiel
une roue de secours
51
een benzinestation
une station-service
52
een snelheid
une vitesse
53
een lek
crevé(-e)
54
duwen
pousser
55
optillen
soulever
56
voltanken
faire le plein
57
Weer vallen
retomber
58
inrijden op
rentrer dedans
59
bezwijken (sterven van)
succombé
60
doden
tuer
61
op de hoek van
au coin e
62
aan het einde van
au bout de
63
achter in
au fond de
64
voor/na het verkeersbord
avant/après le panneau
65
aan de andere kant van
de l'autre côté de
66
tegenover
en face de/face à
67
ernstig
grièvement
68
tot aan
jusqu'à
69
langs
le long de
70
parallel met
parallèle à
71
langs link/rechts
par la gauche/droite
72
overkop gaan
effectuer des tonneaux
73
botsen
entrer en collision
74
gewond zijn
être blessé
75
zich in een kritieke toestand bevinden
être dans un état critique
76
uitgeworpen worden
être éjecté
77
in fout zijn
être en tort
78
opgenomen worden in het ziekenhuis
être hospitalisé
79
vervoerd worden
être transporté
80
op slag dood zijn
être tué sur le coup
81
gewonden maken
faire des blessés
82
met grote snelheid een bocht nemen
négocier un virage
83
het leven laten
perdre la vie
84
de controle verliezen
perdre le contrôle
85
de voorrang weigeren
refuser la priorité
86
een lamp
une ampoule
87
een koetswerk
une carrosserie
88
een verzekeringsformulier
un certificat d'assurance
89
een nummerplaat
une plaque d'immatriculation
90
verzekerd zijn
être assuré
91
de voorrang van rechts weigeren
refuser la priorité de droite
92
DOOR HET ROOD RIJDEN
brûler un feu rouge
93
de controle over het voertuig verliezen
perdre le contrôle du véhicule
94
van je baanvak wijken
quitter la voie
95
een bocht missen
sortir du virage
96
uit de bocht gaan
sortir du virage
97
een overdreven snelheid
un excès de vitesse
98
te snel rijden
rouler trop vite
99
onder invloed rijden
rouler sous influence