Lecture 9: Prolog - Operatoren Flashcards

(19 cards)

1
Q

Wat is een operator in Prolog?

A

Een syntactisch element dat een specifieke bewerking aangeeft en vaak gebruikt wordt om leesbare expressies te maken.

Operators kunnen zowel infix, prefix als postfix zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is tail recursie?

A

Een vorm van recursie waarbij de recursieve aanroep de laatste actie is die in een functie wordt uitgevoerd. Dit maakt optimalisatie mogelijk, omdat de huidige stackframe niet hoeft te worden bewaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn accumulators in Prolog?

A

Variabelen die waarden verzamelen tijdens recursieve aanroepen en efficiëntie verbeteren door tail recursie te ondersteunen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen links-recursief en tail-recursief?

A

Links-recursief voert de recursieve aanroep niet als laatste uit, terwijl tail-recursief dat wel doet, wat optimalisatie mogelijk maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de belangrijkste rekenkundige operatoren in Prolog?

A

Operatoren zoals is, =:=, ==, =<, >=, <, en > worden gebruikt om numerieke vergelijkingen en berekeningen uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is tail recursie belangrijk in Prolog?

A

Tail recursie voorkomt stack overflow door optimalisatie, omdat er geen extra geheugen nodig is voor de aanroep van de volgende recursie. Hierdoor is het efficiënt in het uitvoeren van iteratieve processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt de ‘is/2’ operator in Prolog?

A

De ‘is/2’ operator evalueert de expressie aan de rechterkant en unificeert het resultaat met de linkerzijde. Dit maakt het mogelijk om berekeningen uit te voeren binnen een predicaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe gebruik je een accumulator om een lijstlengte te berekenen?

A

Gebruik een extra argument in de recursieve aanroep om de tussenresultaten op te slaan. Dit zorgt ervoor dat de lengte van de lijst efficiënt wordt opgebouwd tijdens de recursie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het nut van operatoren zoals ‘=<’, ‘>=’, en ‘==’ in Prolog?

A

Deze operatoren worden gebruikt voor het maken van vergelijkingen en logische beslissingen binnen programma’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe herken je een tail-recursieve implementatie?

A

De recursieve aanroep staat aan het einde van het predicaat, gevolgd door geen verdere bewerkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer kies je voor tail-recursie in plaats van links-recursie?

A

Wanneer efficiëntie belangrijk is en de recursie diep kan gaan, omdat tail-recursie optimalisatie mogelijk maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontwerp je een operator in Prolog?

A

Door gebruik te maken van de op/3 predicaat, waarmee de prioriteit, associativiteit en operatornaam worden gedefinieerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verbeter je de efficiëntie van recursieve functies in Prolog?

A

Door tail-recursie toe te passen en gebruik te maken van accumulators om tussenresultaten bij te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef een voorbeeld van een situatie waarin tail-recursie significant efficiënter is dan links-recursie.

A

Bij het berekenen van de n-de Fibonacci-waarde met een accumulator in plaats van een eenvoudige recursie, omdat de tail-recursieve versie geen exponentiële tijd kost.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kun je met de operator ‘is/2’ rekenkundige bewerkingen uitvoeren?

A

Gebruik ‘is/2’ om de expressie aan de rechterkant te evalueren en het resultaat te unificeren met de variabele aan de linkerkant, bijvoorbeeld X is 3 + 4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kun je controleren of een term een complexe term is?

A

Gebruik het predicaat complexe_term/1 of het ingebouwde predicaat compound/1.

17
Q

Wat houdt tail recursie precies in?

A

De recursieve aanroep staat aan het eind van de functie.

18
Q

Welke operator in Prolog zorgt ervoor dat een berekening wordt uitgevoerd en het resultaat wordt opgeslagen?

A

De is/2 operator

19
Q

Wat is het verschil tussen de operatoren =:= en == in Prolog?

A

=:= vergelijkt de numerieke waarde van twee expressies.

== vergelijkt de structuur van twee termen zonder evaluatie.