Leerboek - daders Flashcards

(12 cards)

1
Q

Integratieve theorie over SGOG (ITSO - Ward&Beech)

A
  • Geeft een schematisch overzicht over hoe statische en dynamische risicofactoren met elkaar samenhangen en zo tot SGOG kunnen leiden.
  • Bij de omgevingsfactoren wordt een onderscheid gemaakt tussen indirecte vroege (distale) factoren en direct acute (proximale) factoren.
  • De biologische en de indirecte vroege omgevingsfactoren zijn in het heden onveranderbaar. De klinische symptomen die uit deze biologische factoren en distale factoren voortkomen, kunnen echter wel worden beïnvloed.
  • Beperking = is erg algemeen is en te veelomvattend wordt. Het is niet voldoende uitgewerkt en biedt nauwelijks handvatten voor de dagelijkse behandelpraktijk.
    Het is ook nog niet empirisch getoetst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Incentive motivational model (IMM)

A
  • Seksuele opwinding wordt beschouwd als een emotionele reactie op een stimulus, vergelijkbaar met andere emotionele reacties.
  • Seksueel delictgedrag wordt al een (onwenselijke) variant van normaal seksueel gedrag beschreven.
  • Het proces van inhibitie en disinhibitie speelt een cruciale rol bij het tot stand komen van de meest voorkomende vormen van SGOG.
  • Seksuele opwinding en andere emoties kunnen elkaar beïnvloeden.
    Het is mogelijk om andere emoties te reguleren door seks (seksuele coping), maar ook om seksuele opwinding te beïnvloeden door andere emoties (seksuele deviantie).
  • Deze theorie biedt een verklaring voor de grote heterogeniteit in seksuele delicten en plegers, maar meer onderzoek is nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Monocausale theorieën

A
  • cognitieve en disfunctionele schema’s
  • Deviante seksuele interesse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het zelfregulatie model

A
  • Er worden twee typen doelen verondersteld -> vermijdingsdoelen (geen misbruik willen plegen) en toenaderingsdoelen (wel misbruik willen plegen)
  • En drie zelfregulatiestijlen -> onderregulatie, verkeerde regulatie en intacte regulatie.
  • De combinatie van doelen en regulatiestijlen leidt tot vier basisroutes naar delictgedrag.
  1. Passieve vermijding = een combinatie van het vermijdingsdoel en onderregulatie die wordt gekenmerkt door een falen van de gedragscontrole over seksueel afwijkende verlangens. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat negatieve emoties en gebrekkige vaardigheden tot verlies van gedragscontrole leiden.
  2. Actieve vermijding = een combinatie van het vermijdingsdoel en verkeerde regulatie, waarbij pogingen om afwijkende gedachten, fantasieën of emoties onder controle te houden paradoxaal genoeg tot een verlies van controle leiden.
  3. Automatische toenadering = wordt gevormd door de combinatie van een toenaderingsdoel met onderregulatie, leidt tot impulsieve delictpleging wanneer de mogelijkheid zich voordoet.
  4. Geplande toenadering = een zelfregulatiestijl die functioneel intact is, maar die gericht is op een toenaderingsdoel waarvan de uitkomst sociaal onaanvaardbaar is. Planmatige delictpleging is het gevolg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Typologie - MTC-CM3

A

twee assen:
1. fixatie op kinderen + sociale competentie
2. veel of weinig contact met kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Typologie - MTC-R4

A

3 typen plegers, beoordeeld adhv cirkelvormig model

De 3 basisdimensies;
1. Affectdefect
2. Antisocialiteit
3. Seksualisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Risicotaxatie - Static-99

A
  • bestaat uit gecorreleerde factoren met recidiviteit
  • een statisch en actuarieel meetinstrument
  • geen ruimte voor individu-specifieke factoren, geen aanknoopspunten voor behandeling + risicoscore verandert niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Risicotaxatie - SVR-20

A
  • bevat statisch en dynamische factoren
  • gebaseerd op onderzoek en klinische inzichten
  • geen totaalscore maar eindoordeel adhv klinisch oordeel
  • sommige factoren geen empirische basis + aanpassing score door klinisch oordeel verslechtert de voorspellende waarde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Risicotaxatie - STABLE-2007

A

bestaat grotendeels uit dynamische factoren en wordt actuariëel gescoord

Biedt handvatten voor behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Testen voor diagnostiek seksuele deviantie

A
  • Implicit Association Task (IAT) -> associatie tussen cognitieve constructen ‘kind/seksualiteit’ en ‘volwassen/seksualiteit’ meten
  • PenisPleythsmoGrafie (PPG)
  • Visual Reaction Time (VRT)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

PCL-R

A

Om psychopathie te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

What works model

A
  1. Risicoprincipe
  2. Behoefteprincipe
  3. Responsiviteitsprincipe
  4. Integriteitsprincipe (programma gebruiken zoals het bedoeld is)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly