Les 1 Flashcards

Deel A (72 cards)

1
Q

Wijk

A

Neighborhood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wees voorzichtig

A

be careful

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

leiden tot

leidde, heeft geleid

A

result in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voorzieningen

A

facilities, utilities

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitgebreid

A

wide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voertuig

A

vehicle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vervoermiddel

A

means of transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

opvallend

A

remarkable, notable, striking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

indrukwekkend

A

impressive, amazing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vlot

A

smooth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op je bestemming aankomen

A

arrive at your destination

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

menigte

A

crowd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inhabitant

A

inwoner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pedesterian

A

voetganger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

often

A

vaak, regelmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

accident

A

ongeval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

victim

A

slachtoffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

forced

A

gedwongen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

probable

A

waarschijnlijk, mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

drukte

situatie dat je het druk hebt/is

A

Ik kom nooit op tijd door die drukte heen.

in alle drukte op het strand ben ik mijn kind kwijtgeraakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hand out, give out

A

uitdelen (voor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

violation

A

overtreding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

vermoeden

vermoedde, heeft vermoed

A

think, assume, suspect

  • ik vermoed dat hij een uurtje later komt.
  • Dat weet ik niet zeker, dat kan ik alleen maar vermoeden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

onmisbaar

A

essential

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
geschoren
shaved
26
voltooid
completed, done
27
gebarsten
cracked, broken
28
gebogen
curved, bent
29
accompany
meelopen
30
minority
minoriteit, minderheid
31
majority
majoriteit, meerderheid
32
achterstand
backlog
33
represent
vertegenwoordigen
34
chaos
troep
35
survailance, monitoring
bewaking
36
storm
noodweer, storm
37
flood
modderstroom
38
overview
overzicht
39
take place
plaatsvinden - In juni vinden er allerlei openluchtactiviteiten plaats in het park.
40
guard, security
bewaker - een gevangene (prisoner) en zijn bewakers - een bewaker bij de ingang van de bank
41
implement, utilize
benutten (benutte, heeft benut) gebruik maken van iets - je tijd goed benutten`, - `kansen benutten`, - `een ruimte optimaal benutten`
42
simultaneously
gelijktijdig, tegelijkertijd --> (gelijktijdigheid : noun) - gelijktijdig twee bestanden downloaden
43
implemented, used, deployed, engaged
ingezet
44
permission, approval
toestemming - toestemming vragen`, - `toestemming geven/verlenen vergunning --> official permission - verblijfsvergunning`, - bouwvergunning`
45
daily, weekly, monthly, yearly
dagelijks, wekelijks, maandelijks, jaarlijks
46
surveillance, monitoring, supervision
toezicht - toezicht houden op `iemand onder toezicht plaatsen
47
surveilance camera
bewakingscamera
48
monitor, safeguard, secure
bewaken (bewaakte, heeft bewaakt) - de kluis bewaken`, - de gevangenen bewaken
49
property, possession
eigendom
50
destroy, ruin
1- helemaal kapot maken: vernielen (vernielde, heeft vernield) - De storm vernielde hele dorpen. 2- zo kapotmaken dat alles verdwijnt: vernietigen (vernietigde , heeft vernietigd) - archieven en oud papier vernietigen
51
robbery, burglary
overval - een gewapende overval`, - bankoverval`
52
significantly, considerably
aanzienlijk | - Deze investeringen konden de crisis aanzienlijk verzachten.
53
authorized
bevoegd - bevoegd om onderwijs te geven`, - Sorry, alleen bevoegd medisch personeel.
54
thief
dief (dieven)
55
theft, robbery
diefstal - De diefstal van fietsen is toegenomen.
56
increase
1- toenemen 2- stijgen 3- groeien
57
decrease
1- afnemen 2- verminderen
58
to carry
dragen (droeg, heeft gedragen) - de boodschappen dragen
59
to recognize, to see the importance of sth
onderkennen (onderkende, heeft onderkend) - de risico's tijdig (in time, in advance) onderkennen - Zo lang (until) het niet als een probleem wordt onderkend, kan er niet aan een oplossing worden gewerkt.
60
1- hole | 2- hollow
hol 1- In die berg is een hol waar een kluizenaar woont. 2- een holle ruimte onder de weg`, - `een holle boom 3- `Hij belooft veel, maar het zijn allemaal holle frasen.`, - holle woorden spreken`
61
wrist
pols
62
to divide into, to organize, to classify
``` indelen (deelde in, heeft ingedeeld) in onderdelen verdelen - `een la (drawer) zo indelen dat je alles makkelijk kunt vinden`, - `je tijd zelf kunnen indelen`, - `We werden in groepjes ingedeeld.` - ```
63
to come across, to encounter
aantreffen (trof aan, heeft aangetroffen) = tegenkomen (toevallig) vinden - `Er is een dode man aangetroffen voor mijn huis.`
64
burglary (دزدی)
inbraak - `een inbraak in een tankstation plegen`, - `Het aantal inbraken en inbraakpogingen is dit jaar afgenomen.`
65
culprit مجرم
dader (daders) - De dader van de moord is nog niet gevonden - de dader ligt op het kerkhof ()
66
witness
getuige - De politie zoekt getuigen van het dodelijke ongeluk.
67
damage, harm خسارت
beschadigen (beschadigde, heeft beschadigd) `De harde discomuziek heeft haar gehoor beschadigd.`, `onherstelbaar beschadigen`, `zwaar beschadigen
68
گیر انداختن to catch
betrappen (betrapte, heeft betrapt) - `een fietsendief betrappen`,
69
to notice, observe
opmerken (merkte op, heeft opgemerkt) - Niemand had opgemerkt dat hij zijn baard (beard) had afgeschoren (shaved). - Heeft iemand nog iets te vragen of op te merken over dit onderwerp?`
70
debt, liabilities
schuld - Ik moet de bank nog een schuld van 10.000 euro afbetalen.
71
to spend (money)
uitgeven - veel uitgeven aan kleren
72
expenses, costs
uitgaven - bezuinigen op je uitgaven als je je baan verliest`