Les 1 Flashcards

(37 cards)

1
Q

Wat is transformatie?

A

Het opnemen van vreemd DNA door een cel, wat kan leiden tot genetische veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een bacteriofaag?

A

Een virus dat bacteriën infecteert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een faag?

A

Afkorting van bacteriofaag; een virus dat bacteriën aanvalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een virus?

A

Een niet-levend infectieus deeltje dat bestaat uit genetisch materiaal omgeven door een eiwitmantel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de structuur van de dubbele helix?

A

De spiraalvormige structuur van het DNA-molecuul, bestaande uit twee complementaire strengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent antiparallel in de context van DNA?

A

Het beschrijft hoe de twee DNA-strengen in tegenovergestelde richtingen lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is DNA-replicatie?

A

Het proces waarbij DNA wordt verdubbeld voordat een cel zich deelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het conservatieve model van DNA-replicatie?

A

Een hypothese waarbij het originele DNA-molecuul intact blijft en er een volledig nieuw exemplaar wordt gesynthetiseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het semiconservatieve model van DNA-replicatie?

A

Het correcte model waarbij elke dochterstreng één originele en één nieuwe streng bevat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het dispersieve model van DNA-replicatie?

A

Een hypothetisch model waarbij nieuwe DNA-moleculen bestaan uit afwisselende segmenten van oud en nieuw DNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de oorsprongen van replicatie?

A

Specifieke DNA-sequenties waar DNA-replicatie begint.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een replicatievork?

A

De Y-vormige structuur die ontstaat wanneer het DNA wordt opengemaakt voor replicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doen helicasen?

A

Enzymen die de DNA-strengen uit elkaar halen door waterstofbruggen te verbreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn enkelstreng-bindende eiwitten?

A

Eiwitten die voorkomen dat enkelstrengs DNA opnieuw samenvoegt tijdens replicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de functie van topoisomerase?

A

Een enzym dat DNA-verdraaiing voorkomt door tijdelijk breuken te maken in de DNA-streng.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een primer?

A

Een kort stukje RNA dat dient als startpunt voor DNA-synthese.

17
Q

Wat doet primase?

A

Enzym dat RNA-primers aanmaakt om DNA-replicatie te starten.

18
Q

Wat is de rol van DNA-polymerase?

A

Enzym dat nieuwe DNA-strengen synthetiseert door nucleotiden toe te voegen aan de primer.

19
Q

Wat is de leidende streng?

A

DNA-streng die continu wordt gesynthetiseerd in de richting van de replicatievork.

20
Q

Wat is de achterblijvende streng?

A

DNA-streng die in korte stukjes (Okazaki-fragmenten) wordt gesynthetiseerd in de richting van de replicatievork vandaan.

21
Q

Wat zijn Okazaki-fragmenten?

A

Korte stukjes DNA die worden gevormd op de achterblijvende streng.

22
Q

Wat doet DNA-ligase?

A

Enzym dat Okazaki-fragmenten aan elkaar plakt door de suiker-fosfaatruggengraat te verbinden.

23
Q

Wat is mismatch-reparatie?

A

Mechanisme dat verkeerde paringen van basen herkent en corrigeert na replicatie.

24
Q

Wat is de functie van nuclease?

A

Enzym dat nucleotiden uit een beschadigde DNA-streng knipt.

25
Wat is nucleotide-excisieherstel?
DNA-reparatiemechanisme waarbij beschadigde segmenten worden verwijderd en vervangen door correcte nucleotiden.
26
Wat zijn telomeren?
Repetitieve DNA-sequenties aan het einde van chromosomen die bescherming bieden tegen verlies van genetische informatie bij replicatie.
27
Wat toonde Griffith's experiment aan?
Dode pathogene bacteriën kunnen een erfelijke eigenschap overdragen aan levende niet-pathogene bacteriën.
28
Wie identificeerden DNA als de transformerende stof?
Avery, McCarty en MacLeod.
29
Wat bewezen Hershey en Chase met hun experiment?
Dat DNA het erfelijk materiaal is bij virussen.
30
Wat ontdekte Chargaff?
* De samenstelling van DNA verschilt per soort * Aantal adenine (A) is gelijk aan thymine (T) en aantal guanine (G) is gelijk aan cytosine (C).
31
Wat is het model van Watson en Crick?
Een model dat toont dat DNA bestaat uit een dubbele helix met twee antiparallelle strengen.
32
Wat zijn de kenmerken van DNA-replicatie?
* Semi-conservatief * Bidirectionele replicatie * Vereist meerdere eiwitten en enzymen.
33
Wat is de rol van sliding clamp?
Houdt DNA-polymerase stevig op zijn plaats tijdens de replicatie.
34
Wat doet de clamp loader?
Laadt de sliding clamp op het DNA.
35
Wat is proofreading in DNA-replicatie?
De activiteit van DNA-polymerasen die fouten kunnen herkennen en corrigeren.
36
Wat zijn de telomeren en waarom zijn ze belangrijk?
Ze vormen een speciaal probleem na replicatie, omdat een stukje DNA ongerepliceerd blijft.
37
Wat is de functie van telomerase?
Een enzym dat telomeren verlengt met repetitieve sequenties.