Les 2 - Het Verleden Flashcards
(62 cards)
1
Q
Griezelige
A
Scary
2
Q
Uitendelijk
A
Finally
3
Q
Voedsel
A
Nutrition
4
Q
Gerechten
A
Dishes
5
Q
Verveelend
A
Annoying
6
Q
Flauwe
A
Lame
7
Q
Grap
A
Joke
8
Q
Wekker
A
Alarm clock
9
Q
Boos
A
Angry
10
Q
Opmerking
A
Comment
11
Q
Verkeer
A
Traffic
12
Q
Invloed hebben op
A
To have influence of
13
Q
Humeur
A
Mood
14
Q
Vuilniszak
A
Trash bag
15
Q
Redelijk
A
Reasonable
16
Q
Lui
A
Lazy
17
Q
Vreemd
A
Strange
18
Q
Vergissing
A
Mistake
19
Q
Nagels
A
Nails
20
Q
Huid
A
Skin
21
Q
Vertraging
A
Delay
22
Q
Haast
A
Rush
23
Q
Zonnestelsel
A
Solar system
24
Q
Zaak
A
Business
25
Spijt hebben van
To have regret for
26
Geheim
Secret
27
Baan
Job
28
Vaste baan/telefoon
Fixed job/mobile phone
29
Hartelijk
Heartfelt
30
Vlak/dicht bij
Close by
31
Terwijl
Meanwhile
32
Toen/vroeger
Back in those days
33
Zo'n dag --> zo een dag
Such a day --> One of those days
34
Veroorzaken
To cause
35
Hond uitlaten
To walk the dog
36
Dwingen
To force
37
Moorden plegen
To commit murder
38
Traplopen af/op
To walk down/up the stairs
39
Morsen
To spill
40
Verbranden
To burn
41
Wakker woorden
To wake up
42
Stoten tegen soms
To bump with someone
43
Oorlog voeren
To wage war
44
Geheim bewaren
To keep a secret
45
Pijn lijden
To suffer from pain
46
Kleiding strijken
To iron clothes
47
Kleiding opvouwen
To fold clothes
48
Hebben hekel aan
To be annoyed with something
49
Post opruimen
To collect the mail
50
Jouw haren kammen
To brush your hair
51
Volgen
To follow
52
Uitleggen
To explain
53
Kwaad
To be pisses off
54
Opschieten
To hurry up
55
Lukken
To succeed
56
Diploma halen
To achieve a diploma
57
Vrede sluiten
To make peace
58
Ogen opmaken
To put on makeup
59
Druk
Crowded
60
Schrikken van
To be scared of
61
Nadenken over
To think over
62
Vluchten voor
To flee from
