Les 29 Flashcards
(54 cards)
1
Q
vrije tijd (de)
A
free time
2
Q
betekent (betekenen)
A
means
3
Q
genieten (van)
A
enjoying
4
Q
rust (de)
A
peace and quiet
5
Q
actief
A
active
6
Q
drukker
A
more busy
7
Q
bepaalt (bepalen)
A
determines
8
Q
waarop
A
in which
9
Q
besteedt (besteden)
A
spend
10
Q
media (het medium)
A
media
11
Q
invloed (de)
A
influence
12
Q
precies
A
exactly
13
Q
besteed (besteden)
A
spend
14
Q
normaal gesproken
A
normally
15
Q
sport (de)
A
sports
16
Q
belangstelling voor
A
interest in
17
Q
wel eens
A
once in a while
18
Q
concert (het)
A
concert
19
Q
bij voorkeur
A
with
20
Q
voorkeur (de)
A
preference
21
Q
serieuze (serieus)
A
serious
22
Q
films (de film)
A
movies
23
Q
hou (houden)
A
love
24
Q
voetbal
A
play football
25
veld (het)
field
26
wandel (wandelen)
walk
27
na … denken (nadenken)
ponder
28
ga … uit (uitgaan)
go out
29
café (het)
cafe
30
uit eten
out
31
vrijwel
almost
32
dansen
dancing
33
beweging (de)
exercise
34
restaurants (het restaurant)
restaurants
35
nodig … uit (uitnodigen)
invite
36
extra
extra
37
waarmee
with what
38
vul (vullen)
fill
39
in het algemeen
generally
40
computer (de)
computer
41
berichten (het bericht)
messages
42
bel (bellen)
call
43
tv (de)
TV
44
voetbalwedstrijd (de)
football match
45
tegen
against
46
Belgen (de Belg)
Belgians
47
genoemd (noemen)
mentioned
48
bezig
busy
49
mobieltjes (het mobieltje)
mobile phones
50
computers (de computer)
computers
51
in orde maken
fix
52
klant (de)
customer
53
sociale (sociaal)
social
54
contacten (het contact)
contacts
