Les 3-4 Identiteit Flashcards

1
Q

Identiteit

A

Is het geheel aan kenmerken(uiterlijk en karakter)waarvan jij vindt dat ze bij je horen wanneer je jezelf vergelijkt met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Persoonlijke identiteit

A

Je wilt zelf nadenken en je eigen keuzes maken. Vraag; wie ben ik? Je wilt uniek zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale identiteit

A

Je maakt graag deel uit van een groep. Het komt tot stand door je sociale omvang (mensen/groepen) waarmee je omgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Identificatiegroepen

A

Groepen die je identiteit bewust of onbewust beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nature

A

Biologisch ligt al heel wat vast hoe je zal worden( geslacht, haar kleur, ogen,..)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nurture

A

Je ontwikkelt in relatie met anderen, voornamelijk met (significante anderen) het wordt gevormd door een context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Significante andere

A

Personen met wie je een emotionele band hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zelfbepaling

A

De mate waarin je zelf keuzes maakt en richting geeft aan je eigen leven bepaalt mee je gedrag en de vorming van je identiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Persoonlijke ervaringen en je eigen gedachten.

A

Je maakt door heel je leven heel wat mee, je leert nieuwe dingen en gevoelens. Sommige van deze ervaringen doen je twijfelen aan je eigen capaciteiten, terwijl andere je zelfvertrouwen versterken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Relatie met anderen en omgeving

A

Je ontmoet nieuwe mensen, sommige hebben ene grote invloed op je gedachten/gevoelens en vormen mee je identiteit, ook krijg je met allerlei verwachtingen te maken. Soms krijg je het gevoel dat je niet kan voldoen aan de verwachtingen en dat vormt je identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Identiteitsontwikkeling

A

Levenslang proces maar bij adolescentie of jongeren fase ben je er meer mee bezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Indentiteit fase

A

Experimenteer fase; Jongeren gaan meer nadenken over zichzelf, de indentiteit en het zelfbeeld die ze ontwikkeling is vaak gekoppeld aan uiterlijke kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lichamelijke veranderingen

A

Adamsappel, bredere schouders/heupen, lichaamsbeharing, menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cognitieve veranderingen

A

Abstract en kritisch denken, waarden en normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Socio-emotionele veranderingen

A

Leeftijdsgenoten spelen een grote rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Besef van continuïteit

A

Als ze opzoek gaan naar hun identiteit, experimenteren ze vaak met verschillende rollen of proberen ze in te gaan tegen de verwachtingen. Jongeren gaan op zoek naar wie ze zijn, ook al spelen ze veel rollen, (bv: bij elke vriend ben ik anders)

17
Q

Besef van erkenning en herkenning

A

Ze willen het gevoel hebben dat anderen hen waarderen en ze willen aanvaard worden voor wie of hoe ze zijn. Als personen iets zeggen waarin ze hun niet (h)erkennen, kan dat verwarrend zijn.

18
Q

Besef en aanvaarding van eigen kwaliteiten en beperkingen

A

Ze moeten ontdekken wat hun persoonlijke mogelijkheden en beperkingen zijn. Pas als ze deze dingen accepteren kunnen ze zich thuisvoelen in hun eigen lichaam en omgeving

19
Q

Besef van zinvolle toekomst

A

Jongeren worden geconfronteerd met het leven als volwassen, ze gaan doelen vooropstellen die ze willen nastreven.

20
Q

Lichamelijke veranderingen

A

Meisjes borsten, jongens baard in de keel

21
Q

Cognitieve verandering

A

Ze twijfelen aan hun zelf, verliefdheid, worden kritisch en denken beter na

22
Q

Sociaal emotioneel

A

Vrienden heel belangrijk, meer verantwoordelijkheid, meer conflicten met ouders

23
Q

Identiteitsverwaring

A

Door veel veranderingen geraken er in de war, ze herkennen zichzelf niet meer (psychisch/ lichamelijk). Het brengt problemen: relatie, minder concentratie, en inzet voor school verschil in gedrag