Les 4 - Archeologische Bronnen Flashcards
(29 cards)
1
Q
Toponomie
A
studie van plaatsnamen als taaltekens
2
Q
Topografie
A
Fysieke kenmerken van het landschap zoals reliëf, ondergrond, vochtigheid, vegetatie enz.
3
Q
A
4
Q
Etymologie
A
• Studie van de oorsprong en opbouw van een plaatsnaam
• Combineert taalkunde met geografische en ecologische kennis
5
Q
Broek
A
Natte weide, moeras
6
Q
Goor
A
Moeras
7
Q
Mortel
A
Slib
8
Q
Wijer
A
Ven, vijver
9
Q
Rijt
A
Beek, rietachtig water
10
Q
Niet
A
Depressie
11
Q
Klopt
A
Veen
12
Q
Lo
A
Gerooid bos
13
Q
Rode
A
Gerooid bos
14
Q
Wold
A
Moerasbos
15
Q
Hout
A
Woud
16
Q
Hees
A
Struikgewas
17
Q
Aard
A
Bouwland
18
Q
veld
A
Open akkerveld
19
Q
Dries
A
Gemeenschappelijk weideland
20
Q
Laar
A
Open weideland
21
Q
Hoeve
A
Boerderijcomplex
22
Q
Meer
A
Omheind of afgebakend land
23
Q
Hoek, Einde, Kant
A
Randzones van percelen
24
Q
Repertoria
A
Systematische inventarissen van archeologische gegevens over een bepaald gebied
25
Beschermde archeologische sites
Zeer beperkt aantal, wettelijk beschermd
26
Archeologische zones
Rijke gebieden met potentieel, vaak in stadscentra of kerken
27
Overige zones
Dorpskernen, landbouwgebieden, nog weinig onderzocht
28
GGA (Gebieden zonder Archeologie)
Opgraven, onderkelderd of zwaar verstoord -> Geen potentieel
29
Luchtfotografie
= gebruik van luchtbeelden (vliegtuig, drone, satelliet) om archeologische sporen en landschapselementen te detecteren
→ Vooral zichtbaar: reliëfverschillen, bodemverschillen, vegetatieverschillen
