les connecteurs Flashcards
(58 cards)
1
Q
pourtant
A
nochtans
2
Q
puisque
A
omdat … toch / aangezien
3
Q
parce que
A
omdat
4
Q
mais
A
maar
5
Q
donc
A
dus
6
Q
car
A
want
7
Q
comme
A
aangezien
8
Q
dès que
A
van zodra
9
Q
pour que
A
opdat / zodat
10
Q
alors que
A
terwijl
11
Q
nochtans
A
pourtant
12
Q
omdat … toch / aangezien
A
puisque
13
Q
omdat
A
parce que
14
Q
maar
A
mais
15
Q
dus
A
donc
16
Q
want
A
car
17
Q
aangezien
A
comme
18
Q
van zodra
A
dès que
19
Q
opdat / zodat
A
pour que
20
Q
terwijl
A
alors que
21
Q
surtout
A
vooral
22
Q
en tout cas
A
in ieder geval
23
Q
même
A
zelfs
24
Q
en effet
A
inderdaad
25
d'ailleurs
trouwens
26
c'est-à-dire
dat wil zeggen
27
or
wel nu
28
contrairement à
in tegenstelling tot
29
en revanche
aan de andere kant
30
au contraire
integendeel
31
toutefois
echter
32
cependant
daarentegen
33
néanmoins
desalniettemin
34
ainsi
zo / op die manier
35
par exemple
bijvoorbeeld
36
de toute façon
sowieso
37
quoi qu'il en soit
hoe dan ook
38
bref
kortom
39
sauf
behalve
40
vooral
surtout
41
in ieder geval
en tout cas
42
zelfs
même
43
inderdaad
en effet
44
trouwens
d'ailleurs
45
dat wil zeggen
c'est-à-dire
46
wel nu
or
47
in tegenstelling tot
contrairement à
48
aan de andere kant
en revanche
49
integendeel
au contraire
50
echter
toutefois
51
daarentegen
cependant
52
desalniettemin
néanmoins
53
zo / op die manier
ainsi
54
bijvoorbeeld
par exemple
55
sowieso
de toute façon
56
hoe dan ook
quoi qu'il en soit
57
kortom
bref
58
behalve
sauf
