Lesson 15 Flashcards
(166 cards)
meewerken
きょうりょく 協力する
handig, conventient
つごう 都合がいい
waarderen, belang geven aan
~を おもんじる 重んじる
aandacht/overweging voor
きくばり 気配り
leren
~を おそわる 教わる
(iemand) benaderen
働きかける
comfortabel zijn
いごこち 居心地がいい
een aspect
めん 面
werkend, volwaardig lid v maatschappij
社会人
of eerder, liever
ていうか
frustratie
フラストレーション
accumuleren
たまる
de spijker die uitsteekt wordt neergeslagen; mensen die te veel uitsteken worden gestraft
出る杭はうたれる
くい
tegenstand, confrontatie
たいりつ 対立
leuk vinden, verkiezen
このむ 好む
compromis sluiten
だきょう 妥協する
als ik de een boven de ander moet kiezen
どっちかと言うと
poplaire zijn
はやる
buitenland
かいがい 海外
technologie
ぎじゅつ 技術
een indruk achterlaten op (mij)
いんしょう 印象に残る
veranderen
いれかえる 入れ替える
verveeld worden
あきる 飽きる
nieuw product op de markt
しんはつばい 新発売