lesson 4 Flashcards
(144 cards)
1
Q
de hulp
A
the help
2
Q
met plezier
A
with pleasure
3
Q
blijven
A
to stay
4
Q
studeren
A
to study
5
Q
beloven
A
to promise
6
Q
zullen
A
shall
7
Q
de meester
A
male teacher
8
Q
de juffrouw/ de juf
A
female teacher
9
Q
de leerkracht/ de leraar
A
teacher
10
Q
lezen
A
to read
11
Q
voorlezen
A
vorlesen
12
Q
aanbieden
A
offer
13
Q
staan
A
to stand
14
Q
opstaan
A
aufstehen
15
Q
uitrusten
A
ausruhen/ to rest
16
Q
brengen
A
bringen
17
Q
snel
A
schnell
18
Q
de verdieping/etage
A
Stockwerk
19
Q
sleutels
A
keys
20
Q
zakdoek
A
handkerchief
21
Q
fruitschaal
A
fruitbowl
22
Q
redelijk
A
reasonably
23
Q
het bedrijf
A
the company
24
Q
heten
A
to be called / named
25
opdracht
assignment
26
ontmoeten
to meet for the first time
27
meestal
usually
28
i vind dat
In my opinion
29
de vader
dad
30
de moeder
mutter
31
de ouders
the parents
32
de zoon
son
33
de dochter
daughter
34
de tweeling
the twins
35
de broer
brother
36
de zus
sister
37
de oom
uncle
38
de tante
Tante
39
de neef
male cousin
40
de nicht
female cousin
41
de opa/ grootvader
grandfather
42
de oma/ grootmoeder
grandmother
43
het feest
party/celebration
44
de feestdag
the public holiday
45
vieren
to celebrate
46
het troutfeest
the wedding
47
het huwelijk
the marrige
48
het vrijgezellenfeest
the bachelor party
49
Kerstmis
Christmas
50
Pasen
Easter
51
Ouderjaarsavond
New years eve
52
cadeautjes/pakjes
presents
53
versiering
decorations
54
de ballon
the balloon
55
de kaars
de candle
56
gezellig
nice atmosphere
57
druk
busy
58
luid
loud
59
eten
to eat
60
het eten
the food
61
het ontbijt
the breakfast
62
het avondeten
das Abendessen
63
de maaltijd
the meal
64
het gerecht
dish/Gericht
65
eten maken
Essen machen/ cook food
66
koken
kochen/ cook food
67
lekker
nice tasty
68
dat lust ik graag
I like eating that
69
Dat vind ik heerlijk
Ich find es delicious
70
Ik ben dol/gek op
I am crazy about
71
Geef mij maar liever
Gib mir lieber/ Rather give me
72
vies
dirty/ disgusting
73
Daar walg ik van
I find that disgusting
74
de boterham/ een bammetje
the sandwich
75
de pindekaas
peanut butter
76
een plakje kaas
a slice of cheese
77
vleeswaren
Fleischwaren/ coldmeats
78
hagelslag
chococlate sprinkles
79
vroeg
early
80
een zakelijke lunch
a business lunch
81
de lekkernijen
treats
82
het toetje
teh dessert
83
de speciale gelegenheid
the special occasion
84
de snoep
candy
85
het gebak
pastries
86
zoet
sweet
87
zuur
sour
88
zout
salty
89
donker bruin
dunkel braun
90
zwart
schwarz
91
donker grijs
dunkel grau
92
licht grijs
hell grau
93
groen
grün
94
blauw
blau
95
Kobalt blauw
Königsblau
96
paars
purple
97
rose
pink/ rosa
98
rood
rot
99
oranje
orange
100
geel
gelb
101
wit
white
102
zilver
silber
103
goud
gold
104
(Hartelig)Gefeliciteerd/ proficiat
(Warmly) Congratulations
105
veel geluk met ....
Viel glück mit...
106
get well soon
beterschap
107
sterkte in deze moeilijke tijd
Stärke in diesen mühseligen Zeiten
108
de ziekte
the disease/ the illness
109
Zet hem op!
break a leg!
110
Veel plezier op het feest!
have fun at the party!
111
Veel success met je examen!
Good luck with your exam!
112
iets leuks
something nice
113
Wat leuk/ Wat gezellig!
How nice!
114
Geniet ervan!
Enjoy it!
115
What erg voor je!
How bad for you!
116
Zenuwachtig/ nerveus
nervös
117
blij/ vrolijk
happy
118
in een goede bui zijn
to be in a good mood
119
verdrietig
sad
120
teleurgesteld
dissappointed
121
slechtgezind zijn
to be in a bad mood
122
boos/kwaad
angry
123
woedend
furious/ wütend
124
hartstikke
super/ultimately
125
Ik ben het zat!
i am fed up!
126
Ik ben er klaar mee.
I have had enough of it.
127
Dar is de druppel (die de emmer doet overlopen)
That is the droplet that made the bucket overflow! / That is the last straw!
128
Belanchelijk
ridicoulous
129
Loop naar de man!
Get lost! ("Walk to the moon!")
130
Het stoort me dat...
Mich stört dass, .../ It bothers me that ...
131
Ik vind het lastig/ vervelend
I find it annoying
132
het schuldgevoel
Schuldgefühl
133
Het spijt me
I am sorry
134
Mijn excuses voor het ongemak
My apologies for the inconvenience
135
Het was niet expres/ opzettelijk.
It wasn´t on purpose.
136
Ik heb een hekel aan...
I dislike ...
137
Ik haat
I hate
138
Stom
stupid (circumstances)
139
dom
stupid (IQ)
140
Dat is niets voor mij
That is not my thing
141
Dat is overdreven
That is over exaggerated
142
gek
crazy/funny/bizar
143
raar
bizar
144
Helaas
unfortunately
