lever Flashcards

(95 cards)

1
Q

functies lever

A
metabolisme
eiwitsecretie
detoxificatie
opslag
afweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

metabolisme lever

A

koolhydraat
lipiden
aminozuur
hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

eiwitsecretie lever

A

albumine
stollingsfactoren
overige plasma eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

detoxificatie lever

A

opname
oxydatieve fosforylering
conjugatie >
uitscheiding in gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opslag lever

A

vetoplosbare vitamine ADEK
vitamine B12
metalen (koper/ijzer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gluconeogenese

A

= nieuw maken van glucose uit:
aminozuren
lactaat
lipiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

exocrien compartiment lever

A

= uitscheiden naar buiten: maakt gal wat nodig is voor vertering en uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

endocrien compartiment lever

A

= uitscheiden naar binnen naar de bloedbaan: het maken van plasma eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

route van gal

A

hepatocyt –> galcaniculus –> hepatic duct (voordat het in de cystic duct komt) –> ductus choledocus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar wordt gal gemaakt?

A

in hepatocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat gebeurt er bij hoog bloedsuiker?

A

door de B-cellen in eilandjes van langerhans wordt insuline gesecreteerd –> glucose wordt omgezet in glucogeen –> opgeslagen in de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat gebeurt er bij laag bloedsuiker?

A

glucagon uit a-cellen eilandjes van Langerhans en adrenaline uit de bijnier –> glycogeen wordt in hepatocyten gesplitst in glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ceruloplasmine

A

transporteiwit van koper

ziekte van wilson is gevolg van koperstapeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is conjungatie

A

het oplosbaar maken van stoffen zodat het uitgescheiden kan worden via gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

syndroom van Gilbert

A

een conjungatiestoornis van bilirubine in de lever door een verminderde aanwezigheid van het enzym UGT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kan lever regeneren?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

functie hepatocyten (6)

A
  • eiwitsynthese
  • productie van galzouten
  • ijzermetabolisme
  • vetmetabolisme
  • detoxificatie
  • verwerken van aminozuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

functie stellate cellen in de ruimte van Disse (3)

A
  • productie extracellulaire matrix
  • rol in lever regeneratie en fibrotisering
  • grote opslagplaats vitamine A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kubisch epitheel galgangen (een lagig)

A

cholangiocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

functie galzouten

A
  • emulgeren vetten

- afbraak van: hormonen, vet-oplosbare vitamines, medicijnen en immunoglobulines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

kenmerken hepatocyt

A
  • een of meerdere kernen
  • eosinofiel granulair en glycogeen rijk cytoplasma
  • grenzen aan drie structuren: andere hepatocyten, galcanliculi (apicale membraan) en sinusoiden (basolaterale membraan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ruimte van Disse

A

zit tussen sinusoidaal epitheel en hepatocyten, hierin zitten stellate cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

waar worden galzouten geproduceerd? en waaruit?

A

in de hepatocyt wordt cholesterol omgezet in cholzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

choleretische effect galzouten

A

= wanneer de hepatocyt eer galzouten gaat uitscheiden gaat hij ook meer water uischeiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
waar worden galzouten weer heropgenomen?
in het distale deel van ileum.
26
wat doen darmflora in colon met galzout?
ze verwijderen glycine/taurine waardoor de galzouten minder polair zijn en makkelijker over het plamamembraan kunnen --> uiteindelijk wordt alzout ursodeoxycholaat.
27
apolair
hydrofoob
28
polair
hydrofiel
29
functie ursodeoxycholaat
= hydrofiele niet-toxische stof - stimuleert vloeistofsecretie door de hepatocyt (waardoor galgangen gespoeld worden) - remt galzoutsynthese (voorkomt cholestase) - niet-toxisch
30
intestinal bile acid transorter (IBAT)
verantwoordelijk voor heropname van galzouten in het ileum (80%).
31
wat is de enige manier waarop cholesterol het lichaam kan verlaten?
afvoer in gal en uiteindelijk in feces
32
wat gebeurt er met gal in de galblaas?
het wordt ingedikt door water eruit te halen, dit gebeurt met aquaporines
33
hoe wordt galflow gedreven?
het wordt gedreven door osmotische activiteit: de ABC transporters pompen actief galzouten in de galcaniculi, dit trekt water aan veroorzaakt de flow door de buisjes
34
progressieve familiaire intrahepatische cholestase type 2 (PFIC2)
= inactiverende mutatie ABCB11 transporter waardoor een gebrek aan galflow is --> cholestase (mensen worden geel) --> onstekingsproces in lever --> lever wordt fibrotisch en uitendelijk cirrotisch --> portale hypertensie en leverfalen uit zich in eerste levensjaar
35
mogelijk gevaar micellen
micellen lossen lipiden stoffen uit de celmembraan op, micellen zijn gevaarlijk voor membranen
36
bescherming tegen micellen door lever
in de lever zit het ABCB4 kanaal, deze zorgt voor de uischeiding van fosfolipiden en brengt fosfolipiden in de micellen/galzouten zodat ze niet meer fosfolipiden uit de membranen halen omdat ze dan vol zitten
37
PFIC3
mutatie van het ABCB4 kanaal
38
defenitie cholestase
= onderbreking/stoornis van de normale galproductie/afvloed vanaf de hepatocyt tot het duodenum het leidt tot stapeling van stoffen in bloed en lever die normaal zouden worden uitgescheiden waardoor ernstige leverproblemen kunnen ontstaan
39
gevolgen chronische cholestase
leidt tot leverschade aangezien galzuren toxisch zijn, dit kan leiden tot leverfibrose en uiteindelijk lever cirrose.
40
gevolgen cholestase: icterus
serumbilirubine stijgt
41
gevogen cholestase: pruritis
ernstige jeuk door stapeling galzuren
42
gevogen cholestase: xanthomen
stapeling van cholesterol in de huid met name in de handen / ellebogen
43
gevogen cholestase: xanthelasmata
stapeling cholesterol rond oogleden
44
gevogen cholestase: donkere urine
door retentie bilirubine
45
gevogen cholestase: ontkleurde ontlasting
door daling bilirubine in ontlasting
46
gevogen cholestase: steatorroe
vettige ontlasting door vetmalabsorptie door tekort aan galzuren in de darm
47
gevogen cholestase: galstuwing lever
``` deficientie van vitamine: A --> nachtblindheid D --> osteomalacie E --> neuromusculaire afwijkingen K --> bloedingsneigingen ```
48
intrahepatische oorzaken cholestase (10)
- hepatocellulaire beschadigingen - levercirrose - geneesmiddelen - primaire biliaire cholangitis (PBC) - primaire scleroserende cholangitis (PSC) - infecties - BRIC - zwangerschapscholestase - graft-vs-host disease - ziekte van Hodgkin
49
extrahepatische oorzaken cholestase (10)
- galstenen (ductus choledochus of hepaticus) - tumoren in galwegen - pancreaskopcarcinoom - stricuturen door verlittekening - sclerosende cholangitis - pangreatitis - parasieten - heamobilie - compressie van de galwegen - primaire scleroserende cholangitis (PSC)
50
kenmerk extrahepatische oorzaak cholestase tov intrahepatisch
bij extrahepatische oorzaak zijn de galwegen vrijwel altijd verwijd door obstructie
51
wat gebeurt er met bilirubine bij slechte leverfunctie?
bilirubine stijgt
52
laboratorium onderzoek: leverenzymen cholestase
alkalisch fosfatase en Gamma GTP | verhoging = maat voor cholestase
53
laboratorium onderzoek: leverenzymen levercelverval
ASAT en ALAT | verhoging = maat levercelverval
54
laboratoriumonderzoek: albumine
verlaagd bij slechtere leverfunctie
55
laboratoriumonderzoek: stollingseiwitten
verlaagd bij slechtere leverfunctie
56
non-hepatische icterus
verhoogd aanbod van bilirubine aan de lever waardoor er een verhoogd aanbod is van bilirubine aan het bloed. dit kan ontstaan door versnelde bloedafbraak
57
intra-hepatische icterus
de lever heeft verwerkingsproblemen van bilirubine, dit kan ontstaan ten gevolge van levercirrose, hepatitis, intra-hepatische cholestase
58
extra-hepatisch
hierbij speelt er een gal-afboer probleem, dit wordt veroorzaakt door een obstructie van de ductus hepatocholedochus door bijvoorbeeld galstenen
59
ABC-transporters caniculair membraan
BCB11: galzouten naar gal ABCB4: fosfolipiden naar gal ABCG5/G8: sterolen (ook cholesterol) naar gal
60
wanneer lost cholesterol op en wat doet het anders?
cholesterol lost alleen op in een gemengde micel met galzout en fosfolipiden als het niet oplost kristaliseert het
61
wat zijn galstenen
vaak gekristaliseerde cholesterol stukjes aan elkaar geplakt, daarom kan cholesterol in gal uitgescheiden galstenen veroorzaken
62
waarom zorgt verminderde fosfolipide uitscheiding voor de vorming van galstenen?
omdat er doordat er geen fosfolipiden zijn , geen gemengde micellen zijn waarin cholesterol kan oplossen dus cholesterol kristaliseert en vormt galstenen
63
autotaxine
correleert met de mate van jeuk bij cholestase
64
twee redenen voor het uitscheiden van fosfolipiden in gal:
1) om de galzout toxiciteit te verminderen | 2) om cholesterol oplosbaar te houden
65
twee redenen voor het uitscheiden van fosfolipiden in gal:
1) om de galzout toxiciteit te verminderen | 2) om cholesterol oplosbaar te houden
66
soorten galstenen
cholesterolstenen: cholesterolkristallen met beetje eiwitten en calciumzouten pigmentstenen: onoplosbare calciumzouten die alleen onder pathologische omstandigheden stapelen in gal.
67
ontstaan cholesterolstenen
1. oververzadiging van gal met cholesteroldoor afgenomen secretie galzouten of toegenomen secretie cholesterol 2. nucleatie: in vesicles komen zones met hoge cholesterolconcentraties waardoor kristalkernen zich kunen gaan vormen (nucleatie) 3. sludgevorming: cholesterol microkristallen worden vastgehouden door glycoproteinen op de galblaaswand, deze kunnen agreggeren en grotere stenen worden
68
gevolg cholesterolstenen
obstructie ductus cysticus
69
gevolg obstructie ductus cysticus
- cholecystitis: ontsteking - cholestase: gal obstructie - cholangitis: bacteriele infectie ductulaire systeem
70
risicofactoren cholesterolstenen
- obesitas - ontsteking/resectie ileum (minder reabsorptie galzouten - langdurige parentale voeding (hypomobiliteit galblaas - -> meer sludgevorming)
71
risicofactoren galstenen
``` de 5 F's: Fat Female Fertile Fair Forty ```
72
waarom hebben vrouwen meer kans op cholesterolstenen?
door de hormonen oestradiol en progesteron: is er een verhoogde cholesterol/galzout ratio progesteron vermindert contractiliteit cn de galblaas
73
soorten pigmentstenen
- zwarte | - bruine
74
zwarte pigmentstenen
lineare polymeren van bilirubine, calciumfosfaat en carbonaat
75
oorzaak bruine pigmentstenen
calcium bilirubinaat en calciumzouten van vetzuren
76
symptomen galstenen
koliekpijnen: - heftige pijn rechterbovenbuik uitstralend naar rug en schouders - pijn komt geleidelijk op en houdt lang aan (30 min -12 uur) - gaat gepaard met misselijkheid, braken en bewegingsdrang
77
waardoor kunnen koliekpijnen worden uitgelokt bij galstenen?
vet eten , chocola, koffie en kool omdat in reactie hierop de galblaas samenknijpt
78
soorten erfelijke intrahepatische cholestase
BRIC PBC PSC
79
BRIC
recidiverende aanvallen van cholestase door mutatie in ABCB11
80
symtomen BRIC
- jongvolwassenen - jeuk - geelzucht - steatorroe - gewichtsverlies
81
laboratoriumwaarden BRIC
omhoog: bilirubine, alkalische fosfatase, galzouten gamma-GT normaal!!
82
PBC
= langzaam progressieve cholestatische leverziekte: immuun-gereguleerde destructie van kleine intra-hepatische galwegen --> verminderde secretie --> cholestase --> cholangitis --> apoptose/necrose hepatocyt --> fibrose/cirrose
83
symptomen PBC
moeheid, jeuk, buikpijn symptomen gevorderde ziekte: cirrose met portale hypertensie, malabsorptie, tekort vet-oplosbare vitamines, steatorroe
84
epidemiologie PBC
- meer vrouwen dan mannen - zeldzaam - meestal rond 50j - aantal patienten neemt toe
85
diagnostiek PBC
- anti-mitochondriale antistoffen - assymetrische destructie galwegen in de portaalvelden - alkalisch fosfatase
86
behandeling PBC
UCDA = ursodeoxycholaat | als bilirubine normaliseert en albumine is normaal dan noem je het een respons
87
PSC
= primaire scleroserende cholangitis | chronische cholestatische leverziekte
88
pathofysiologie PSC
diffuse inflammatie en fibrose galboom: - zowel extra als intra hepatisch - middelmatige en grote galwegen - secundaire obstructie kleine galwegen waardoor ze langzaam verdwijnen (ductopenie)
89
oorzaak PSC
onbekende oorzaak maar sterke correlatie met inflamatoire darmziekten
90
epidemiologie PSC
- meer mannen dan vrouwen | - leeftijd 35-40
91
klachten PSC
(normale klachten van cholestatische leverziekten) - jeuk - vermoeidheid - icterus - koorts - cholangitis
92
diagnostiek PSC
beeldvormend onderzoek: ERCP/MRCP aar een kralensnoer van de galwegen te zien is histologisch onderzoek: fibrotische ringen rondom de galwegen (uienschilfibrose) heeft geen specifieke antistoffen
93
galmeer
= verwijde galwegen
94
behandeling PSC
veel minder goede behandeling dan PBC - bij stenose --> verwijding - UCDA (niet goed bekend) - levertransplantatie
95
prognose PSC tov PBC
PSC heeft een veel slechtere prognose