Lezen, Zakelijke Teksten (tekstverbanden En Singaalwoorden) Flashcards
(10 cards)
1
Q
Tegenstelling
A
Maar, toch, echter
2
Q
Voorbeeld
A
Zoals, bijvoorbeeld, onder andere
3
Q
Opsomming
A
Ten eerste, tenslotte, ook, en, bovendien
4
Q
Conclusie
A
Dus, kortom
5
Q
Reden
A
Want, omdat, daarom
6
Q
Mening/argument
A
Omdat, daarom, want
7
Q
Oorzaak/gevolg
A
Doordat, daardoor, door, als gevolg van
8
Q
Doel/middel
A
Om, waarmee, door middel van
9
Q
Tijdsvolgorde
A
Toen, daarna, vervolgens, eerst, ten slotte
10
Q
Voorwaarde
A
Als, mits, indien, tenzij